Basisprincipes
Om optimaal gebruik te kunnen maken van de CRJO methodiek en deze flexibel en ‘op maat’ in te kunnen zetten, is het belangrijk om ‘vanuit de geest van de methodiek’ te kunnen denken en handelen. Daarvoor is het nodig om de vier basisprincipes te kennen van waaruit de CRJO methodiek ontwikkeld is. Deze vier basisprincipes zijn: ‘praktijk prioriteren’, ‘meerstemmigheid markeren’, ‘besluiten bijsturen’ en ‘doorwerking dienen’. Hieronder worden de vier principes achtereenvolgens beschreven:
- Praktijk prioriteren
Een onderzoeksproject vindt plaats in- of voor een specifieke praktijk en past zich daaraan aan.
Een onderzoeksproces waarin de praktijk centraal staat houdt rekening met de specifieke context van diezelfde praktijk (Van Beest, 2023). Zo vraagt de hectiek van de Spoedeisende Hulp (SEH) om een andere benadering dan een onderzoek met thuiswonende zelfstandige, maar toch eenzame, ouderen. Op de SEH vindt onderzoek plaats in- en draagt dit bij aan een omgeving met een hoge werkdruk, terwijl er in de huizen van ouderen over het algemeen weinig hectiek plaatsvindt en onderzoek mogelijk een welkome afleiding is. Het onderzoeksproces dient te passen in de specifieke praktijkcontext.
Daarom zijn alle elementen van een onderzoeksvoorstel dienend aan de praktijk.
Het gegeven dat praktijkgericht onderzoek start bij een vraag uit de praktijk, wil nog niet zeggen dat het altijd leidt tot resultaten met passende bewijskracht en kennis die bruikbaar is en kan worden toegepast in de praktijk (Ganzevles et al., 2020). Dit vraagt om een passend onderzoeksproces, waarbij het praktijkperspectief centraal staat. Het centraal stellen van de praktijk, wil niet per se zeggen dat onderzoek altijd in en met de praktijk plaatsvindt, maar wel dat steeds afgewogen wordt of praktijkpartners of eindgebruikers op een passende manier betrokken zijn bij het onderzoek (Van Beest, 2023). Zo kunnen onderzoeksactiviteiten bijvoorbeeld aansluiten bij een activiteitenprogramma in de praktijkcontext of kan een onderzoeker meewerken in de praktijk waardoor de praktijk ontlast in plaats van belast wordt. In een onderzoeksvoorstel is de praktijk dus niet alleen zichtbaar in de geformuleerde praktijkkwestie, maar ook in de gekozen onderzoeksaanpak.
Dit vereist dat het onderzoeksvoorstel vanaf de start samen met de betrokkenen uit de praktijk wordt ontwikkeld.
Het betrekken van relevante praktijkpartners blijkt één van de belangrijkste factoren in praktijkgericht onderzoek om doorwerking te bevorderen. Het gaat dan om het betrekken van praktijkbetrokkenen bij alle fasen van het onderzoek; bij zowel de ontwikkeling van het onderzoeksvoorstel (initiatiefase), de uitvoering, het formuleren van aanbevelingen, het opleveren van resultaten als het overdragen van de bevindingen van het onderzoek (Brouns et al., 2023). Het ontwikkelen van kennis in co-creatie met de praktijk komt de bruikbaarheid en toepasbaarheid van kennis in de praktijkcontext ten goede (Hessels, 2022).
- Meerstemmigheid markeren
Zowel wetenschappelijke kennis, praktijk kennis als ervaring kennis is nodig en belangrijk in praktijkgericht onderzoek. In praktijkgericht onderzoek zijn deze drie vormen van kennis gelijkwaardig aan elkaar. De kloof tussen de drie kennisvormen kan overbrugd worden door participatie en interactie en is gericht op het meebeslissen over zinvolle veranderingen (Johnson 2018, p. 10; Lewin, 1951).
Hierbij is het van belang om steeds de verschillende perspectieven van betrokkenen op te laten lichten: meerstemmigheid.
Succesvolle samenwerkingsverbanden ontstaan niet vanzelf. Alle partners brengen immers eigen belangen mee. In een goed functionerend samenwerkingsverband is er ruimte om in een veilige sfeer te praten over belangen en waarden en normen en om hier afstemming over te bereiken. Essentieel is om vanaf de start de doelen en resultaten van het onderzoek met elkaar te formuleren, maar ook datgene wat er niet gedaan wordt binnen dit onderzoek. Zo worden de verwachtingen duidelijk gemaakt en overbelasting voorkomen (Janssen, 2016; Van der Linden, Cox, & Holleman, 2010; Wehrens et al., 2011). ‘Het cirkelen’ (zoals het toepassen van de methode CRJO door deelnemers vaak genoemd wordt) vindt daarom plaats met alle relevante partijen die betrokken zijn bij de praktijkkwestie die centraal staat. Zo is iedereen deelgenoot van de ontwikkeling en daarmee de richting van het onderzoek.
Het onderzoeksvoorstel wordt vanaf de start samen met relevante praktijkbetrokkenen ontwikkeld: ‘het cirkelen’ gebeurt met elkaar.
De methodiek CRJO gaat uit van responsief onderzoek waarbij praktijkbetrokkenen participeren als partners. Er is in responsief onderzoek sprake van gedeelde besluitvormingsmacht (decision-making power) met de onderzoekers, wiers taak het is om de voorwaarden te creëren voor de dialoog tussen de verschillende betrokkenen uit de praktijk (Abma & Widdershoven, 2006; Abma, Bos & Meininger, 2011). De voornaamste verantwoordelijkheid van de onderzoeker is niet macht delegeren aan participanten, maar om de kwaliteit van het dialogische proces tussen verschillende soorten praktijkbetrokkenen te verhogen. In responsief onderzoek staat de dialoog centraal. De dialoog wordt beschouwd als een wederzijds leerproces tussen onderzoekers en praktijkbetrokkenen.
- Besluiten bijsturen
Omdat complexe problemen geen eenduidige oplossing kennen, is het nodig om in- en uitzoomen af te wisselen in het ontwikkelen van een onderzoeksvoorstel en afbakeningen weer nader bij te durven stellen.
Praktijkgericht onderzoek richt zich vaak op complexe maatschappelijke vraagstukken. Ook zien we binnen praktijkgericht onderzoek dat er gependeld wordt tussen een theoretische basis, een conceptuele verkenning van mogelijkheden en het werken in en met de praktijk. Dit is nodig om te komen tot passende oplossingen die recht doen aan én de complexe maatschappelijke problematiek in de dagelijkse praktijk én de wetenschappelijke basis die gelegd is of gelegd zou moeten worden (Van Beest, 2023). Dit vraagt om een vertragende beweging waarbij verschillende kennisbronnen, doelen en perspectieven worden verkend vanuit verschillende invalshoeken.
Dit vraagt van deelnemers om besluiten over het onderzoeksvoorstel soms even uit te durven stellen of te herzien.
Divergeren en convergeren is nodig ten behoeve van bovenstaande inhoud en dit is tevens nodig voor het proces dat de verschillende deelnemers samen door moeten maken (Snoeren, 2021). Alle deelnemers zullen zich moeten verhouden tot het onderzoeksidee vanuit hun eigen context. Zij zullen een manier moeten zien te vinden om, ieder met hun eigen achtergrond, motivaties en belangen in te kunnen stappen. Dit zorgt ervoor dat een gezamenlijk oordeel of beslissing, over bijvoorbeeld de doelen van een project, of over een geschikte aanpak, soms even uitgesteld moet worden. Of dat een eerdere afbakening (opnieuw) moet worden bijgesteld.
- Doorwerking dienen
Praktijkgericht onderzoek streeft naar een zo groot mogelijke doorwerking in de praktijk. Die doorwerking kan zowel plaatsvinden voor, tijdens als na het onderzoek.
Doorwerking van praktijkgericht onderzoek heeft zowel te maken met het proces van onderzoek als de resultaten die uit het onderzoek voortkomen (Andriessen & Franken, 2016; Van Vliet, 2022). Gedurende een praktijkgericht onderzoek wordt in gezamenlijkheid onderzoek gedaan naar de aanleiding van een praktijkkwestie of bepaalde aspecten binnen een beroep. Er wordt samengewerkt om de praktijk te verbeteren en daar tegelijkertijd kennis over te genereren.
Daarbij wordt rekening gehouden met meerdere soorten doelen die het praktijkgerichte onderzoek kan hebben. Het betreft het productontwikkeling, persoonsontwikkeling, systeemontwikkeling en kennisontwikkeling.
Een praktijkgerichte onderzoeker pendelt gedurende het onderzoek tussen de ‘werelden’ van onderzoeken, veranderen, leren en ontwerpen (Van Lieshout, 2023). Deze vier ‘werelden’ komen overeen met de vier handelingen uit het PRIME model van Greven en Andriessen (2019): analyseren, veranderen, leren en maken. De handelingen veronderstellen dat er een verbinding wordt gemaakt tussen mensen, dingen en processen, waardoor er doorwerking plaatsvindt. Doorwerking van praktijkgericht onderzoek richt zich vanuit deze handelingstypen op verschillende typen doelen: kennisdoelen, veranderdoelen, professionaliseringsdoelen en ontwerpdoelen.
Dit betekent dat de aanpak van een praktijkgericht onderzoek niet alleen wordt bepaald door de onderzoeksvraag, maar ook door de ontwerp-, professionaliserings- en veranderdoelen.
Het werken aan de verschillende vormen van doorwerking vraagt soms om een andere professionele identiteit die niet altijd past bij de professionele identiteit waar (praktijkgerichte) onderzoekers mee bekend zijn vanuit hun achtergrond (Ruijters, 2021). Veranderen, ontwerpen en leren vraagt immers om iets anders dan analyseren. Om de doorwerking te kunnen dienen heeft de praktijkgerichte onderzoeker dan ook inzichten en handvatten nodig om met deze rolverandering om te kunnen gaan (Van Lieshout, 2023). Sommige onderzoekaanpakken combineren de verschillende soorten doelen. Te denken valt hierbij aan actieonderzoek of sommige vormen van participatief onderzoek, waarin veranderprocessen onderdeel zijn van het onderzoek. In ontwerpend onderzoek is ontwerpen een doel van het onderzoek. Binnen sommige onderzoeken worden studenten betrokken vanuit het idee dat studenten niet alleen iets kunnen inbrengen in het onderzoek, maar ook tegelijkertijd iets leren. Welke vorm er ook gekozen wordt, de onderzoeksaanpak dient zodanig vormgegeven te worden dat alle verschillende soorten opgestelde doelen behaald kunnen worden.