Basishouding
De CRJO methodiek vraagt van iedereen die ermee werkt een specifieke basishouding:
- Projectleiders
Voor projectleiders is het belangrijk om naast een focus op de inhoud ook regie te nemen in het proces. Dat betekent goed opletten dat alle deelnemers zich aangesloten voelen en hen informeren over de voortgang en de beslissingen die zijn genomen. Tegelijk dienen projectleiders de moed te hebben om knopen door te hakken en, waar nodig, het voortouw te nemen in de ontwikkeling van de inhoud van het onderzoeksvoorstel. Dit vraagt een zekere ‘procesgevoeligheid’ en senioriteit. Het vraagt een vermogen om te zien wat nodig is om het proces verder te brengen en daarop aan te passen. De CRJO methodiek moet daarom niet gehanteerd worden als een strak te volgen recept.
- Procesbegeleiders
Procesbegeleiders nemen de regie van de projectleiders over tijdens bijeenkomsten waarin alle deelnemers gezamenlijk aan de slag gaan met het uitdenken en -werken van elementen van het onderzoeksvoorstel. Zo heeft de projectleider op die momenten de handen vrij om inhoudelijk bij te dragen. Procesbegeleiders zijn open, nieuwsgierig, betrokken en stellen hun eigen oordeel uit. Ze zijn flexibel, luisteren naar de deelnemers en sluiten aan bij diens behoeften. Zij staan neutraal tegenover de inhoud en laten hun begeleiding niet beïnvloeden door een eventueel oordeel over de inhoud van het onderzoek.
- Deelnemers
Deelnemers zijn betrokken bij de inhoud van het onderzoek en vinden het onderwerp belangrijk. Zij kunnen het uithouden en verdragen als er in het begin van het proces van de ontwikkeling van het onderzoeksvoorstel nog even geen keuzes gemaakt worden ten aanzien van de exacte focus en richting van het onderzoek. Deelnemers onderzoeken bij zichzelf en elkaar onderliggende waarden en motieven om bij te dragen aan het onderzoek en zijn hier open over en nieuwsgierig naar en respecteren deze van elkaar.
Naast betrokken bij de inhoud zijn deelnemers ook betrokken bij elkaar. Zij hebben niet alleen aandacht voor de inhoud maar ook voor het proces en de onderlinge relaties. Wanneer deelnemers elkaar niet alleen zakelijk in hun functies en op de inhoud ontmoeten, maar ook als persoon, ontstaat er verbondenheid. Dit draagt bij aan het lange termijnsucces van het samenwerkingsverband.
Deelnemers vinden het belangrijk om het onderzoeksvoorstel van verschillende kanten te bekijken. In boeken over onderzoeksmethoden wordt vaak alleen aandacht besteed aan de onderzoeksvraag en hoe de onderzoeksopzet volgt uit deze vraag. In de CRJO methodiek wordt ook aandacht besteed aan andere invalshoeken zoals kenmerken van de praktijkkwestie waar het onderzoek aan moet bijdragen, het kennishiaat, de randvoorwaarden, vier soorten onderzoeksdoelen en de op te leveren deelproducten. Bij het nadenken over het onderzoek kan bij ieder van deze stappen begonnen worden. Er hoeft geen vaste volgorde te zijn. In het proces wordt vaak van het ene naar het andere element gesprongen, omdat invulling of aanpassing van het ene element consequenties heeft voor de invulling van de andere elementen. Dit vraagt om bijstelling van eerder ingevulde elementen. Het is daarom van belang om steeds naar alle elementen te blijven kijken en zo te blijven ‘cirkelen’ rond de onderzoeksopzet tot er een compleet, passend en consistent geheel ontstaat. Dit is geïnspireerd op het idee van “cirkelen rond een vraag” van Oost & Markenhof (2002), een uitstekend boekje dat kan helpen bij het ontwikkelen van een goede onderzoeksvraag.
De term ‘cirkelen’
De term ‘cirkelen’ wordt tijdens het toepassen van de CRJO methodiek vaak door deelnemers gebruikt om aan te geven dat ze nog geen beslissing willen nemen, maar het onderzoeksidee van verschillende kanten willen bekijken. Dit geeft hen vrijheid om een oordeel nog even uit te stellen. Zeker in de eerste vier stappen van ‘CRJO als compleet proces’ bevordert dit de vrije uitwisseling van ideeën. Na stap vier van het complete proces is het echter belangrijk om focus aan te brengen en knopen door te hakken en dus niet te lang te blijven ‘cirkelen’. Tegelijkertijd kunnen beslissingen die later worden genomen, over bijvoorbeeld de deelvragen of onderzoeksaanpak, wel weer leiden tot wijzigingen in eerder gemaakte keuzes. Ook dat is een vorm van ‘cirkelen’.