Omschrijving | Denkrelaties zijn verbanden die in taal (bewust of onbewust) gelegd worden tussen woorden en begrippen. |
Toelichting | Taalgebruik kent altijd een onderwerp en een bewering daarover (onderwerp en hoofdgedachte). Die bewering wordt vaak ‘vertaald’ in signaalwoorden: woorden die de lezer informatie verschaffen over de taal- en denkrelaties in een tekst.
Er bestaan signaalwoorden die – verbanden tussen taal en werkelijkheid aanduiden (morgen, tussentijds) – bepaalde redeneringen ondersteunen (belangrijk, daadwerkelijk) – redeneringen weergeven (omdat, dus, desondanks, niettegenstaande) enzovoort. Deze denkrelaties zie je in taal terug binnen zinnen, tussen zinnen en alinea’s. Signaalwoorden geven verschillende soorten verbanden aan: gevolgtrekkend verband, tegenstellend, vergelijkend, expliciet, argumenterend, verwijzend Een voorbeeld: In de volgende zin “Als je water verhit tot 100 graden celcius, dan gaat het koken. Daarbij ontstaat stoom. Met die stoom kun je vervolgens ….”. vind je een oorzaak-gevolgrelatie (als-dan-daarbij) en een middel-doel relatie (met, vervolgens). |
Zie ook | schooltaalwoorden; cognitieve taalfuncties. |
Praktijkvoorbeelden | Mondelinge activiteiten:
Schriftelijke activiteiten: |