Omschrijving | De invloed van de taalachtergrond op de mondelinge vaardigheden van leerlingen. |
Toelichting | In onze samenleving worden verschillende talen gesproken. Naast het Algemeen Nederlands (AN) zien we regionale variatie (dialecten), spreken sociale groepen hun eigen taal (straattaal, dokterstaal) en komen er veel migrantentalen voor (Turks, Pools enzovoort). In principe is elke leerling door contact met meerdere talen dan ook meertalig, waarbij hij de ene taal(variëteit) in sommige situaties beter beheerst dan de andere.
In hun dagelijkse omgang met familie en vrienden gebruiken leerlingen Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid (DAT), geschikt voor het uitwisselen van concrete informatie en ervaringen. Maar om op school bij de verschillende vakken mee te kunnen praten, moeten zij gaan beschikken over een meer abstracte schooltaal (Cognitief Academische Taalvaardigheid: CAT). Met name leerlingen voor wie het Nederlands de tweede taal is, hebben vaak minder contact met moedertaalsprekers van het Nederlands en horen daardoor andere taalvarianten in hun omgeving dan het Algemeen Nederlands. Ze moeten op school daarom extra de gelegenheid krijgen die laatste taal te horen en zelf te leren gebruiken. Dagelijkse taal verschilt op een aantal punten van schooltaal:
|
Zie ook | taalvariatie; meertaligheid; school- en vaktaal; omgaan met verschillen in mondelinge vaardigheden. |