Omschrijving | De leerling verwerft en verwerkt via lezen schriftelijke informatie, gericht op de ontwikkeling van (vak)begrippen en vakmatig redeneren. |
Toelichting | Leesvaardigheid is de vaardigheid in lezen, dat wil zeggen het kunnen reproduceren van wat in de tekst staat, het kunnen analyseren van een tekst op bijvoorbeeld doel, opbouw, stijl, argumentatie en het beoordelen ervan. Bij lezen gaat het ook om ‘verbeelde’ informatie: grafieken, illustraties, tabellen, video’s, websites.
Verder omvat leesvaardigheid het kunnen sturen van het eigen lezen, het op lezen kunnen reflecteren en het eigen lezen verbeteren. Leerlingen moeten tekstsoorten kunnen definiëren en kunnen aangeven wat de bedoeling van de tekst (en de tekstsoort) is, zoals een betoog dat probeert te overtuigen, een handleiding die beoogt te informeren, een essay dat de lezer aan het denken zet, een verhaal om je te vermaken. Leerlingen moeten per tekst hun leesdoel kunnen bepalen: het gericht en efficiënt kunnen lezen van een tekst, gericht op een specifieke leesdoelstelling (informatie zoeken, voorbeeld zoeken, gebruik zoektermen, vakspecifieke informatie/voorbeelden/redenering achterhalen; de waarde van een illustratie (foto, video) kunnen vaststellen, een grafiek kunnen ontcijferen, etc.). Belangrijke leesstrategieën zijn: -globaal lezen -oriënterend lezen -studerend lezen -zoekend lezen, -kritisch lezen -samenvatten -aantekeningen maken Het leesdoel bepaalt in belangrijke mate welke strategie gebruikt dient te worden. In het Referentiekader Taal worden de volgende niveaus onderscheiden: |
Zie ook | schrijven, tekstsoorten; luisteren; tekstbegrip; Referentiekader Taal. |
Praktijkvoorbeelden | Schriftelijke activiteiten: |