Doelen
1. Gesprekken voeren met leerlingen
De leraar kan gesprekken voeren met leerlingen als volwaardige gesprekspartners, zowel individueel als in een groep, over onderwerpen die door alle partners aangebracht kunnen worden, en in het bijzonder over leerinhouden. De gesprekken komen de totale ontwikkeling van de leerlingen, en in het bijzonder hun taalontwikkeling, ten goede.
Subdoelen
1.1 De leraar kan analyseren welke talige acties van hem (zoals het stellen van vragen en het geven van antwoorden en feedback) aan het gespreksdoel voldoen.
Mogelijke doelen zijn:
- realiseren van een bepaalde leerinhoud in een betekenisonderhandelingsgesprek;
- dieper ingaan op een gespreksonderwerp dat de gedachten en emoties van de leerlingen beheerst;
- bereiken dat iedereen gemotiveerd deelneemt aan het gesprek;
- inspelen op specifieke behoeften en op de totale ontwikkeling van de leerlingen.
1.2 De leraar kan goede gesprekken voeren in functie van het doel en de inhoud van het gesprek én aangepast aan het taalvaardigheidsniveau van de leerlingen.
Goede gesprekken voeren betekent:
(1) zorgen voor een begrijpelijk en interactief taalaanbod:
- aangepaste inhoud, vorm en contextuele inbedding;
- gericht op volwaardige communicatie en met oog voor betekenisonderhandeling;
(2) taalproductie stimuleren:
- ruimte scheppen voor veel bijdragen en initiatieven van leerlingen;
- praten over voor alle partners zinvolle inhouden die de totale ontwikkeling (socio-emotionele ontwikkeling, taal- en denkontwikkeling, kennisverwerving,…) stimuleren;
(3) feedback geven op de talige uitingen, de schriftelijke producten en de leerprocessen van leerlingen:
- verschillende soorten feedback geven (zowel impliciet en/of expliciet als gericht op inhoud en/of vorm), afhankelijk van het doel en de situatie;
- aangepaste feedbackstrategieën hanteren zoals bevestigen, om verduidelijking vragen, verbeterd herhalen, uitbreiden van de inhoud,…
1.3 De leraar kan gesprekken bijsturen in functie van het gespreksdoel, de gesprekspartners en de situatie. (Zie ook: gesprekssoorten)
Praktijkvoorbeelden
Begripsontwikkeling:
Waarom wordt de pest de zwarte dood genoemd?
Wat is circulatie? Het lezen en verwerken van bronnen in een biologieles.
Lessenserie ‘Heelal’ – Confrontatie.
Taalgericht rekenonderwijs in de schakelklas.
Een woordweb over de middeleeuwen.
Mondelinge activiteiten:
Taalproductie uitlokken – ruimte geven – Reconstructie van het verhaal.
Taalproductie uitlokken – ruimte geven – Voorspellende vragen stellen.
Taalproductie uitlokken – uitdaging bieden – Een prentenboek als startpunt.
Taalproductie uitlokken – uitdaging bieden – Uitdagende voorwerpen.
Taalproductie uitlokken – cognitieve taalfuncties – Benoemen.
Taalproductie uitlokken – cognitieve taalfuncties – Een probleem oplossen.
Taalproductie uitlokken – een prikkelende start.
Taalproductie uitlokken – gesprek structureren.
Feedback geven.
Taalproductie uitlokken – ruimte voor een nieuw onderwerp.