Omschrijving | De taal die in een schoolse context en vakspecifieke context wordt gebruikt. |
Toelichting | Om in verschillende schoolvakken mee te kunnen praten en denken, moeten leerlingen kunnen beschikken over meer abstracte taal (Cognitief Academische Taalvaardigheid: CAT) dan in dagelijkse situaties waarin vaak meer concrete taal volstaat (Dagelijks Algemene Taalvaardigheid : DAT). Daarnaast is er op school sprake van taal die specifiek is voor een bepaald vak of beroep: vaktaal.
Dagelijkse taal verschilt op een aantal punten van schooltaal: Tweedetaalverwervers en taalzwakke leerlingen beschikken vaak over voldoende dagelijkse taalvaardigheid. Wat schoolse taalvaardigheid betreft, hebben ze vaak nog een flinke inhaalslag te maken. Het is een specifiek soort Nederlands dat ver afstaat van de taal die zij buiten school tegenkomen. Daarom is het belangrijk dat er op school door alle leraren (taal)gericht worden gewerkt aan schooltaalwoorden. Denk daarbij aan formele woorden als ‘voornamelijk’, ‘ontkennen’ of ‘geleidelijk’, of aan vaktaalwoorden als ‘stroomkring’, ‘brandstof’ of ‘priemgetal’. |
Zie ook | schooltaalwoorden; vaktaalwoorden; cognitieve taalfuncties; cognitieve ontwikkeling en taal; verschillen in begripsontwikkeling; omgaan met verschillen in begripsontwikkeling; verschillen in mondelinge vaardigheden; omgaan met verschillen in mondelinge vaardigheden; verschillen in schriftelijke vaardigheden; omgaan met verschillen in schriftelijke vaardigheden. |