School- en vaktaal

Omschrijving De taal die in een schoolse context en vakspecifieke context wordt gebruikt.
Toelichting Om in verschillende schoolvakken mee te kunnen praten en denken, moeten leerlingen kunnen beschikken over meer abstracte taal (Cognitief Academische Taalvaardigheid: CAT) dan in dagelijkse situaties waarin vaak meer concrete taal volstaat (Dagelijks Algemene Taalvaardigheid : DAT). Daarnaast is er op school sprake van taal die specifiek is voor een bepaald vak of beroep: vaktaal.

Dagelijkse taal verschilt op een aantal punten van schooltaal:
– mate van abstractheid (praten over concrete, zichtbare onderwerpen in tegenstelling tot praten over abstracte zaken);
– cognitieve complexiteit (een gebeurtenis vertellen die je zelf hebt meegemaakt is cognitief minder complex dan argumenteren bij geschiedenis);
– contextuele steun (bij alledaagse onderwerpen is de context vaak bekend en duidelijk, maar in schoolse situaties is de context vaak talig en wordt die opgeroepen door teksten of de uitleg van de leraar);
– doelen (dagelijkse taal om informatie en ervaringen uit te wisselen en de relatie te onderhouden en schooltaal om toegang te geven tot een vakgebied en kennis en inzichten daaruit bij te brengen).
– dagelijkse taal is informeel en meestal mondeling; schooltaal is formeel en vaak schriftelijk.

Tweedetaalverwervers en taalzwakke leerlingen beschikken vaak over voldoende dagelijkse taalvaardigheid. Wat schoolse taalvaardigheid betreft, hebben ze vaak nog een flinke inhaalslag te maken. Het is een specifiek soort Nederlands dat ver afstaat van de taal die zij buiten school tegenkomen. Daarom is het belangrijk dat er op school door alle leraren (taal)gericht worden gewerkt aan schooltaalwoorden. Denk daarbij aan formele woorden als ‘voornamelijk’, ‘ontkennen’ of ‘geleidelijk’, of aan vaktaalwoorden als ‘stroomkring’, ‘brandstof’ of ‘priemgetal’.
Gedurende hun schoolloopbaan maken leerlingen een proces door van praten over concrete en persoonlijke ervaringen naar het uitdrukken van steeds abstractere ideeën (van DAT naar CAT). Ze leren specifieke woorden en denkwijzen uit verschillende vakgebieden. Een cruciale fase daarbij is groep 5/6 van het basisonderwijs. Vanaf dat moment volgen ze expliciet onderwijs in de zaakvakken en komt er gaandeweg een steeds grotere nadruk te liggen op kennis van schoolse, abstracte begrippen.

Zie ook schooltaalwoorden; vaktaalwoorden; cognitieve taalfuncties; cognitieve ontwikkeling en taal; verschillen in begripsontwikkeling; omgaan met verschillen in begripsontwikkeling; verschillen in mondelinge vaardigheden; omgaan met verschillen in mondelinge vaardigheden; verschillen in schriftelijke vaardigheden; omgaan met verschillen in schriftelijke vaardigheden.