Schooltaalwoorden

Omschrijving Woorden die specifiek in onderwijsleersituaties worden gebruikt.
Toelichting Leerlingen moeten op school niet alleen vakbegrippen (vaktaalwoorden) als ‘zandverstuiving’ en ‘wolkbreuk’ leren, maar ook meer algemene abstracte begrippen als ‘functie’, ‘gevolg van’ enzovoort. Deze woorden worden schooltaalwoorden genoemd. Het zijn woorden die leerlingen nodig hebben om in een schoolse context nieuwe informatie te kunnen verwerven en verwerken, maar ook woorden die buiten school in een wat formelere context gebruikt worden.Naast dergelijke inhoudswoorden zijn er ook functiewoorden die vooral in een schoolse context gebruikt worden. Denk bijvoorbeeld aan voegwoorden als ‘tenzij’ of ‘desondanks’. Ook instructiewoorden zoals ‘verklaren’ en ‘conclusie’ vallen onder de categorie schooltaalwoorden. Het is leerlingen niet altijd duidelijk wat zij bij de instructie geacht worden te doen. Bovendien kan een bepaald instructiewoord in het ene vak weer wat anders van de leerling vragen dan hetzelfde instructiewoord bij een ander vak.

Een aparte categorie vormen de signaalwoorden. Dat zijn woorden die denkstappen in een tekst signaleren of relaties weergeven. Ze geven inzicht in de structuur van teksten. Het gaat om woorden als: ‘toch’, ‘dus’, ‘in tegenstelling tot’ et cetera. Voor het begrijpen van teksten is het belangrijk dat leerlingen bedacht zijn op signaalwoorden.

Leerlingen moeten de betekenis van woorden uit soms moeilijke teksten en uit de uitleg van de leraar afleiden. Dat is met name voor kinderen die het Nederlands nog aan het verwerven zijn, dus ook voor kinderen die dialect spreken, heel moeilijk.

Schooltaal betreft veelal schriftelijke taal, taalgebruik dat in teksten wordt aangetroffen. Ook de taal die door leraren tijdens de lessen wordt gesproken, bevat vaak schooltaalwoorden. Buiten school zijn schooltaalwoorden voor veel leerlingen niet te leren, daar moet op school (taal)gericht aan worden gewerkt.

Zie ook vaktaalwoorden; toegankelijk maken van teksten; denkrelaties; school- en vaktaal.
Praktijkvoorbeelden Begripsontwikkeling: