Omschrijving | De invloed van de taalachtergrond op de begripsontwikkeling van leerlingen. |
Toelichting | In onze samenleving worden verschillende talen gesproken. Naast het Algemeen Nederlands (AN) zien we regionale variatie (dialecten), spreken sociale groepen hun eigen taal (straattaal, dokterstaal) en komen er veel migrantentalen voor (Turks, Pools, enzovoort). In principe is elke leerling door contact met meerdere talen dan ook meertalig, waarbij hij de ene taal(variëteit) in andere situaties gebruikt dan de andere. Dit kan zijn weerslag hebben op de ontwikkelde begrippen. Ouders en andere mensen in de omgeving van kinderen laten hen kennismaken met de wereld en helpen hen woorden te vinden voor die wereld. Voor het ene kind is dat de wereld van een geletterd stadsmilieu, waar veel over politiek en wetenschap wordt gesproken. Voor het andere kind is dat een agrarische wereld, waarin het vee en de oogst onderwerpen van gesprek zijn. Die verschillende ervaringen worden weerspiegeld in een verschillend begrippenkader.In hun dagelijkse omgang met familie en vrienden gebruiken leerlingen Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid (DAT), geschikt voor het uitwisselen van concrete informatie en ervaringen. Maar om op school bij de verschillende vakken mee te kunnen doen, moeten zij gaan beschikken over een meer abstracte schooltaal (Cognitief Academische Taalvaardigheid: CAT). Milieuverschillen maken dat die stap van DAT naar CAT voor sommige kinderen om meer expliciete begeleiding vraagt dan voor anderen: het gaat er dan niet zozeer om welke taal thuis gesproken wordt, maar hoe er thuis gesproken wordt. Leerlingen voor wie het Nederlands de tweede taal is, kunnen soms wel academisch redeneren, maar in een andere taal dan het Nederlands.De beheersing van CAT, en daarbinnen het kunnen gebruiken van een ruime set van schooltaalwoorden zoals ‘geleidelijk’, ‘conclusie’ en ‘ontkennen’, is van cruciaal belang voor de begripsontwikkeling van leerlingen. De ontwikkeling van de schooltaalwoordenschat en begripsontwikkeling hangen nauw met elkaar samen. Onderzoek wijst uit dat leerlingen aan het einde van groep 4 in het basisonderwijs zo’n 6000 Nederlandse woorden moeten kennen om hun schoolloopbaan succesvol voort te kunnen zetten. |
Zie ook | taalvariatie; meertaligheid; school- en vaktaal; woordenschatontwikkeling; omgaan met verschillen in begripsontwikkeling. |