Omschrijving | Het uitbreiden van de vakwoordenschat, de begrippen zoals die bij vakken als wereldoriëntatie of natuur worden gebruikt. Als een leerling nieuwe vakbegrippen actief gebruikt, breidt zijn (vak)woordenschat zich uit. |
Toelichting | Om tot begripsontwikkeling in een bepaald vakgebied te komen is het belangrijk dat leerlingen steeds meer vakbegrippen kennen. Het begrijpen en gebruiken van vakbegrippen of vakconcepten speelt een centrale rol in het onderwijs. Een belangrijk doel van de onderwijsactiviteiten op deze vakgebieden is de alledaagse betekenis van woorden als bijvoorbeeld gas uit te breiden naar de vakmatige (scheikundige) betekenis van gas.
Omdat vakbegrippen zo’n centrale plaats innemen in het onderwijs zal het inzetten van inzicht in woordenschatontwikkeling en woordleerstrategieën en het toepassen van elementen uit woordenschatdidactiek de kwaliteit van het onderwijs in alle vakken verhogen. Woorden zijn de belangrijkste betekenisdragers van een taal, het zijn vooral de woorden die de boodschap overbrengen en met woorden verwijzen we naar de werkelijkheid om ons heen. Kinderen leren de werkelijkheid om zich heen kennen en leren de woorden om deze te benoemen. Dat wil zeggen dat de vorming van concepten (bijvoorbeeld, een harig wezen op vier poten dat in huis rondloopt en geluid maakt) hand in hand gaat met het leren van het woord en zijn betekenis, in dit voorbeeld het woord hond. Leerlingen breiden hun woordenschat niet alleen uit door steeds meer woorden te leren, maar ook door de betekenis van de woorden die ze al kennen, steeds verder uit te diepen. Dit noemen we diepe woordkennis. De diepte van woordkennis kan enorm verschillen tussen leerlingen. Bijvoorbeeld, het concept gas zal bij een leerling die goed heeft opgelet tijdens natuuronderwijs veel meer betekenisaspecten bevatten dan bij de gemiddelde Nederlander. |
Zie ook | woordbetekenis; vaktaalwoorden; schooltaalwoorden; cognitieve ontwikkeling en taal; school- en vaktaal; woordenschatontwikkeling |
Praktijkvoorbeelden |