Omschrijving | De betekenis die wordt toegekend aan een woordvorm of label. Iedere woordvorm verwijst naar een concept, een woordbetekenis. |
Toelichting | Een woord bestaat uit de klankvorm (het label), bijvoorbeeld auto, en de betekenis (het concept) die we aan deze vorm toekennen, bijvoorbeeld ‘een voertuig op vier wielen, aangedreven door een motor’. De relatie tussen het label en het concept is meestal willekeurig. Als we vandaag afspreken dat we een auto een blurp noemen, kunnen we daar heel goed mee leven.Ieder woord, ieder concept heeft vele betekenisaspecten. Sommige zijn cruciaal. We weten dat een hoed een ding is dat je op je hoofd zet. Het feit dat een hoed bijvoorbeeld een rand heeft, maakt dat het voorwerp zich onderscheidt van allerlei andere hoofddeksels. We weten ook dat een hoed zacht of flexibel is, wanneer je erop gaat zitten blijft er niet veel moois van over. Bij een helm is dat anders. Dit laatste betekenisaspect echter is voor een goed gebruik van het woord hoed minder belangrijk.
De woordbetekenis omvat ook grammaticale informatie zodat het woord correct in een zin gebruikt kan worden. Bijvoorbeeld de kennis dat het woord cavia een zelfstandig naamwoord is en dat er het lidwoord de bij hoort. Hoe meer we over een woord weten, hoe dieper onze woordkennis van dat woord is. Woordenschatuitbreiding is dus niet alleen een kwestie van meer woorden leren, maar ook van meer over woorden leren, van zogenaamde diepe woordkennis verwerven. Er zijn veel woorden die in een bepaald vakgebied een specifieke betekenis hebben of een andere betekenis dan in het dagelijks leven, bijvoorbeeld ‘delen’ in de dagelijkse betekenis en ‘delen’ bij rekenen. Er is ook een groot aantal woorden dat in het ene vakgebied in een bepaalde betekenis wordt gebruikt en in het andere vak in een andere betekenis. Het woord ‘vermenigvuldigen’ bij natuuronderwijs betekent iets anders dan ‘vermenigvuldigen’ bij rekenen. |
Zie ook | verwerving vakbegrippen; vakbegrippen uitleggen, woordkennis en geheugen; cognitieve ontwikkeling en taal; pre- en misconcepten |
Praktijkvoorbeelden | Begripsontwikkeling:
Mondelinge activiteiten: |