Woordenschatopbouw

Omschrijving De opbouw van het netwerk van woorden waarover een leerling receptief en/of productief beschikt.
Toelichting De woordenschat van een leerling is geen verzameling losse woorden. De woorden vormen een netwerk van onderling verbonden elementen. Er bestaan verschillende soorten relaties tussen woorden. Twee belangrijke soorten relaties zijn:- betekenisrelaties (zoals tussen venster – raam (synoniemen: woorden met ongeveer dezelfde betekenis), tussen vogel – mus (categorie en exemplaar) of tussen koekenpan – schort (context));

– vormrelaties tussen woorden die hetzelfde klinken. Bijvoorbeeld tussen woorden die rijmen (bank – rank) of woorden die hetzelfde klinken maar iets anders betekenen (bank – bank).

Wanneer je een nieuw woord leert, krijgt dit nieuwe woord direct een plaats in dit netwerk. Naarmate je meer woorden kent die met het aan te leren woord te maken hebben, zul je dit woord gemakkelijker kunnen leren.

Nieuwe vakbegrippen worden binnen een bepaald nieuw vakonderwerp of thema aangeboden. Dit betekent dat leerlingen vaak meerdere samenhangende begrippen tegelijk moeten verwerven, terwijl ze nog weinig steun hebben van een reeds aanwezige begrippen binnen dit thema.

Zie ook woordbetekenis; pre- en misconcepten; didactisch model woordenschatuitbreiding; woordkennis en geheugen
Praktijkvoorbeelden Begripsontwikkeling: