In veel lessituaties is vooral de docent aan het woord. Docenten zijn bevlogen, weten veel en willen graag hun kennis overdragen. Er is altijd een aantal studenten dat actief meedoet. Zij stellen een vraag en geven een antwoord op de vragen van de docent. Maar wat er op dat moment in de hoofden van de andere studenten gebeurt, is onzichtbaar.
Het is een uitdaging om zoveel mogelijk studenten tegelijkertijd te activeren in en buiten de lessituatie. We weten immers dat degenen die het meest actief bezig zijn met de leerstof, het meeste profiteren van het onderwijs. De meeste mensen leren pas als zij iets doen; er zijn er niet veel die iets komt aanwaaien!
Alle studenten actief
Kennisoverdracht bestaat in feite niet. Het hoofd van een student is immers geen trechter die gevuld kan worden. Om te zorgen dat mijn studenten leren – nieuwe kennis, vaardigheden en relevante houdingsaspecten verwerven-, moet je er dus voor zorgen dat zij er allemaal actief mee aan de slag gaan.
Je kunt vier soorten leeractiviteiten inzetten (naar Bolhuis):
- Leren door directe ervaring: je zorgt ervoor dat de studenten een directe ervaring opdoen of zelf handelen;
- Leren door sociale interactie: je zorgt ervoor dat de studenten informatie met anderen uitwisselen;
- Leren door nadenken ofwel reflectie: je zorgt ervoor dat de studenten zelf nadenken over een onderwerp (bijvoorbeeld voordat de studenten gaan handelen, of tijdens of na het handelen);
- Leren door het verwerken van theorie: je zorgt voor opdrachten waarin studenten moeten laten zien dat zij actief met de theorie aan de slag gaan of gegaan zijn.
Actief vanaf de start
Het is niet de bedoeling dat de student achterover gaat leunen en passief blijft. Je wil graag bereiken dat de hersenen van alle studenten meteen bij het begin van een contactmoment ‘op aan’ komen te staan. Dus moet je bedenken hoe je dat wil doen.
Een attractieve en aansprekende startvraag of andere activiteit die direct nieuwsgierigheid of emoties oproept, helpt als een soort van advance organizer om de nieuw te leren kennis door het kortetermijngeheugen te sluizen en op te slaan in het langetermijngeheugen van ons brein. Er zal dan meer blijven hangen.
Actief bezig blijven
Er moet voldoende afwisseling zijn tussen informeren en momenten om te oefenen, niet alleen individueel schriftelijk maar ook in interactie met elkaar. Streef ernaar om keuze te bieden uit een flink aantal verwerkingsopdrachten, zodat de studenten actief met de aangeboden materie aan de slag kunnen gaan. Laat studenten ook in kleinere groepen werken en zorg voor maatjes tijdens het leren.
Om aangehaakt te kunnen blijven, is het ook belangrijk dat studenten met enige regelmaat tijd krijgen om zelf de informatie of ervaringen te verwerken. Je kunt hierbij afwisseling aanbrengen in individuele reflectiemomenten en opdrachten in kleine groepjes.
Gebruik zoveel mogelijk zintuigen en zorg dat je boodschap op verschillende wijzen het geheugen binnenkomt. Herhaal je boodschap regelmatig en vraag de studenten om zelf de verbinding te leggen met hun stage of andere werkplekervaringen.
En vergeet niet om regelmatig pauzes en ‘zoem’-momenten in te lassen, waarin de studenten even kunnen terugkijken en kunnen sparren. Vraag hen bijvoorbeeld of ze nog aangehaakt zijn en laat ze in 5 minuten in drietallen aan elkaar rapporteren wat er aan bod is geweest en wat ze wel of niet onder de knie denken te te hebben. Inventariseer per groepje waar men nog aandacht aan wil schenken.
De docent actief?
Bij het begeleiden van de leeractiviteiten van de studenten richt je je vooral op het proces. Als een student (of groepje) stokt en om hulp vraagt, kun je eerst de vraag stellen hoe men te werk is gegaan en dan alternatieven laten bedenken. Als het echt nodig is, geef je zelf een aanwijzingen maar je zorgt ervoor dat je niets doet wat de student (of de groep) zelf kan doen.
Tegelijkertijd zorg je ervoor dat je alles ziet voor wat de inhoud betreft (product). Deze bevindingen houd je bij de nabespreking in het achterhoofd en kun je tot slot gebruiken om nog wat puntjes op de i te zetten. Idealiter doe je dit pas nadat je de opbrengsten door de studenten zelf hebt laten rapporteren.
Literatuur
Bijkerk & Van der Heiden (2005). Het gaat steeds beter! Bohn Stafleu van Loghem. | Een dik boek vol met concrete activerende werkvormen voor de opleidingspraktijk, o.a. gesorteerd op functie. |
Geerts & Van Kralingen (2016). Handboek voor leraren. Coutinho. | Een praktisch naslagwerk met veel aandacht voor activerende didactiek |
Dirkse-Hulscher & Talen (2007). Het groot werkvormenboek. Boom. | Een ander boek vol met duidelijk beschreven werkvormen. |
Lazeron & Van Dinteren (red.) (2010). Brein@work. Springer. | Een boek over breinleren. |
Mostert (2012). 101 Vuistregels. Onderwijs als voorbereiding voor het onverwachte. Heeze. | Een boek dat zich specifiek richt op het hoger onderwijs. |