Goed onderwijs houdt in dat je gefocust bent op de ontwikkeling van studenten. De student staat in het denken en handelen van de opleider centraal. In dit thema richten we ons daarom hierop: wie is de hbo-student?
Dé hbo-student
In het hbo heb je te maken met heterogene groepen. Niet alleen zijn voltijd en deeltijd te onderscheiden, maar ook binnen deze groepen zijn de verschillen vaak groot. Denk bijvoorbeeld aan: sociale en culturele achtergrond, instapniveau, persoonlijke doelstellingen, onderwijsbehoeftes, sociale vaardigheden, taalvaardigheid, zelfstandigheid en intelligentie. Daarnaast ontwikkelt de individuele student zich ook nog gedurende de studie. Kortom: dé hbo-student bestaat niet.
Dit maakt dat de student-populatie divers is. Die verschillen worden soms ook als lastig ervaren, want waar stem je je onderwijs op af? Hoe geef je goed gedifferentieerd onderwijs? Dat is geen gemakkelijke opgave.Gelukkig zijn er tussen alle studenten toch ook gemeenschappelijkheden te vinden. Want in hoe mensen zich in de loop van hun leven ontwikkelen en op welke wijze mensen leren, zijn rode draden te ontdekken.
Ook in onze opdracht als docent om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de student zit een stevige rode draad: van beginnend student naar startbekwame beroepsbeoefenaar naar een professional die zich een leven lang ontwikkelt.
Ontwikkeling van voltijdstudenten
“Onze jeugd heeft tegenwoordig een sterke hang naar luxe, heeft slechte manieren, minachting voor het gezag en geen eerbied voor ouderen. Ze geven de voorkeuren aan kletspraatjes in plaats van training… Jonge mensen staan niet meer op als een oudere de kamer binnenkomt. Zij spreken hun ouders tegen, houden hun mond niet in gezelschap, … en tiranniseren hun leraren.” Deze uitspraak is afkomstig van Socrates. Nog steeds herkenbaar?
Hoe adolescenten zich ontwikkelen is het onderwerp van ontwikkelingspsychologie. Kenmerkend voor veel van onze voltijd studenten is dat ze adolescent zijn en hun hersenen nog volop in ontwikkeling zijn. Daar zijn vele boeken over geschreven. Denk aan Het puberende brein en Het sociale brein van de puber van Eveline Crone of Puberbrein binnenste buiten van Huub Nelis. Belangrijke factoren om rekening mee te houden zijn: mogelijkheden om te plannen zijn nog niet optimaal, korte termijn verleidingen krijgen snel voorrang en de invloed van ‘peers’ is groot.
Deeltijdstudenten
De categorie deeltijdstudenten, of werkende professionals, krijgt in het hoger beroepsonderwijs steeds meer aandacht. Dit komt voort uit de strategische heroriëntatie van het hbo (zie bijvoorbeeld de strategie van de HU), gecombineerd met het politiek-maatschappelijk belang dat wordt gehecht aan een leven lang leren (zie bijvoorbeeld een artikel in Trajectum over het rapport Rinnooy Kan).
Onderwijs aan oudere studenten biedt andere uitdagingen dan aan voltijders. Inzichten uit de pedagogiek maken deels plaats voor inzichten uit andragogie. Door de bank genomen zijn deeltijders vaak gemotiveerder dan voltijdstudenten en minder bezig met het vormen van een sociaal leven en persoonlijkheid. Daarentegen ervaren deeltijders vaak veel druk uit hun omgeving (baan, gezin, hypotheek, etc.). Vandaar dat met name bij deeltijders veel instituten, waaronder de HU, zich richten op flexibilisering.
Typering van studenten
Binnen de HU wordt er door Martin de Boer onderzoek gedaan naar het type studenten dat we in huis hebben. Dit onderzoek met de naam ‘Wat beweegt je student?‘ is gestart bij de FEM en de resultaten gelden dan vooralsnog voor de FEM. Uit dit onderzoek blijkt dat er vier typen studenten te zijn onderscheiden onder te verdelen op de assen; zelfstandigheid-samenwerken en actief-passief: 1. calculerende consument; 2. gedreven zelfontplooier, 3. doelloze oppertunist, 4. plichtsgetrouwe samenwerker. Bij de FEM is de laatste groep de grootste.
Wat echter nog niet wetenschappelijk onderzocht is of een student kan veranderen van type gedurende de studie, of dat deze per vak kan verschillen. Ook is nog onbekend of het verstandig is om je onderwijs op de typologieën aan te passen en op welke manier dit dan zou moeten. Wel kan de typologie nu al helpen in de discussie over dé student en goed onderwijs.