Samenwerken met actieve bewoners en vrijwilligers

Een belangrijke ambitie van lokale beleidsmakers in Amsterdam en Utrecht is dat actieve bewoners via informele inzet bijdragen aan zorg- en welzijnsopgaven in de wijk. Samen met professionals vormen zij idealiter een laagdrempelige preventieve ‘sociale basis’ in de wijk. Op wijkniveau wordt dan ook veel (en steeds) meer verwacht van bewonersparticipatie als sleutel voor het versterken van de kwaliteit van (samen)leven. De hoop is dat actieve burgers en vrijwilligers en hun organisaties onder andere kunnen bijdragen aan vroegsignalering, preventie, het verminderen van drempels en aan normalisering voor bewoners in kwetsbare posities.

Actieve bewoners met een groot bereik onder hun mede-bewoners worden vaak omschreven als sleutelfiguren. Deze ‘community-based’-sleutelfiguren kunnen door het leggen van verbindingen tussen bewoners onderling en het versterken van verbindingen tussen bewoners en professionals een belangrijke rol spelen bij wijkgerichte preventie. Het kan hierbij gaan om uiteenlopende vormen van sociale verbondenheid, zoals mensen met ervaringsdeskundigheid (mensen met een gedeelde ervaringskennis), ‘sociaal schaduwwerk’ (organisaties gericht op religie, sport, eigen etniciteit etc. die daarnaast zich ook inzetten voor het zorg en welzijn van hun leden), actieve bewonersorganisaties en sociale ondernemers (zelfinitiatief vanuit de wijk). Bij deze personen is hun kracht dat ze een sterke ‘citizen agency’ hebben (‘ze staan aan de kant van de bewoners’; ‘ze kennen de stem van bewoners’), maar ze kennen ook de weg in de wereld van zorg en welzijn. Ze combineren dus meerdere vormen van kennis. Tegelijkertijd zijn ze erg gevoelig voor het verlies van hun positie door te veel samenwerking met instellingen (‘te veel state agency’). Ze willen niet zomaar bijdragen aan beleid of ‘als vanzelf’ in het gat springen dat professionals soms laten vallen. Terugkerend is ook dat partijen vanuit verschillende kennisposities tegen elkaar aanpraten en andere beelden hebben over de wijk. Komen tot een gezamenlijke ‘buurtfoto’ is daarom bepaald niet gemakkelijk: professionals beroepen zich op professionele kennis, ervaringsdeskundigen op gedeelde ervaringen, onderzoekers op wetenschappelijke kennis en verenigingen, kerken en voedselbanken verwoorden vooral ‘nabije kennis’. De samenwerking tussen professionals en sleutelfiguren (c.q. actieve personen en partijen in de sociale basis) is dus in vele opzichten precair en vraagt om een voortdurende balansoefening. In veel gevallen loopt het nog erg stroef. Er wordt tegenwoordig zelfs zorgelijk gesproken over ‘participatiemoeheid’ omdat burgerinitiatieven botsen op bestaande regels en stuiten op al langer gekende handels- en zienswijzen. Een andere zorgelijke ontwikkeling is de (toekomstige) afname van vrijwillige inzet als gevolg van demografische ontwikkelingen.

Een van de mogelijke oplossingsrichtingen om uit deze impasse te komen is het verder democratiseren van de verhoudingen in de wijk. Veel actieve bewoners/ sleutelfiguren willen uit eigen motivatie of uit een ervaren noodzaak medebewoners ondersteunen, maar ze willen zich tegelijkertijd ook vrij kunnen uitspreken en meepraten over het beleid. De intensiteit van dit soort bewonersparticipatie bij besluitvorming kan oplopen van informeren, raadplegen, adviseren, coproductie tot uiteindelijk meebeslissen. Vaak geldt als democratisch ideaal dat bewoners niet alleen hun mening mogen geven maar daadwerkelijk in co-creatie meedoen en meebeslissen, van begin tot eind. Daarvoor zijn inmiddels veel do’s en don’ts opgetekend. Er moet worden aangesloten op de motivatie van bewoners en het is nodig hen een gelijkwaardige en volwaardige rol te geven in het proces. Daarbij is het van belang om voldoende informatie te delen met bewoners, waarbij de kennis van bewoners een belangrijk uitgangspunt is en er sprake is van interactie en inspiratie. Ook moet er een bestuurscultuur zijn (of ontstaan) ontstaat waarbinnen risico’s genomen mogen worden.

Vaak blijft het bij deze ideaalschets. Alleen bewoners met veel sociaal kapitaal blijken goed in staat een gelijkwaardige positie aan professionals en beleidsmakers te bereiken in dit soort interactieve processen. Tegelijkertijd ontstaat er hierdoor zoiets als een participatie-elite en daarmee minder democratische verhoudingen tussen bewoners onderling. De zwakkere stemmen in de buurt worden dan niet altijd gehoord.

De samenwerking in de sociale basis van wijken met actieve bewoners en vrijwilligers verloopt dus moeizaam.
Dit leidt tot de volgende richtinggevende kennisvragen:

 

Kennisvragen samenwerken 2