Kinderfysiotherapeuten positief over videomethode HU project Godiva

Logo GODIVADe videomethode die is ontwikkeld in het onderzoeksproject GODIVA van Hogeschool Utrecht is positief onthaald door het werkveld van kinderfysiotherapeuten. Dat zegt Jacqueline Nuysink, senior onderzoeker van het Lectoraat Leefstijl en Gezondheid van Hogeschool Utrecht. De methode draait om door ouders gemaakte filmpjes, waarmee kinderfysiotherapeuten de motorische ontwikkeling van de kinderen kunnen volgen.

De tweejarige studie GODIVA (Gross mOtor Development of Infants using home-Video with the AIMS) is uitgevoerd door de lectoraten Leefstijl en Gezondheid en Architectuur van Digitale Informatiesystemen van Hogeschool Utrecht (HU), in samenwerking met de Universiteit Utrecht en de beroepspraktijk van kinderfysiotherapeuten. 52 ouders deden mee aan de eerste studie van dit project. Ze filmden met hun tablet of smartphone hun baby van nul tot anderhalf jaar. Op basis van de filmpjes konden kinderfysiotherapeuten de motorische ontwikkeling van de kinderen volgen. De studie toonde aan dat de waarneming op basis van het filmpje goed vergelijkbaar is met de waarneming van de fysiotherapeut zelf. Daarna volgde een tweede studie waarin de videomethode werd ingezet bij 50 andere kinderen.

Ouders positief

Alle ouders waren goed in staat om die filmpjes te maken, bleek uit de HU-studie. Van de 52 filmpjes in de eerste studie waren er 48 technisch goed te gebruiken. Nuysink: “De ouders waren heel positief: vrijwel iedereen vond het goed te doen. De ouders zeiden door het filmen op een andere manier naar het bewegen van hun kind te kijken en ze vonden de belasting voor het kind veel minder dan bij het bezoeken van een fysiotherapeut.” De minimale belasting voor zowel ouder als kind was een belangrijk doel van dit project.

Vraag uit werkveld

De vraag om deze studie kwam uit het werkveld van kinderfysiotherapeuten die kinderen met een ontwikkelingsachterstand behandelen. De fysiotherapeuten weten al jaren, op basis van onderzoek, dat het frequent meten van de ontwikkeling van het kind belangrijk is. Bij frequent meten blijkt dat kinderen behoorlijke schommelingen vertonen in hun ontwikkeling. Dus was de vraag uit het werkveld: zouden we beter in kaart kunnen brengen – door de baby’s heel frequent te meten – hoe die schommelingen eruitzien? Nuysink: “Om ouder en kind te ontlasten, ontstond het idee om ouders zelf hun kind te laten filmen, op basis van onze instructies. Dit biedt ouders de mogelijkheid binnen de vertrouwde thuissituatie een geschikt observatiemoment te kiezen. En ouders hoeven niet van heinde en verre met hun kwetsbare kind naar de kinderfysiotherapeut te komen.”

Wat hebben jullie nog meer ontdekt bij dit project?
Nuysink: “We dachten dat het instrument makkelijk was om te hanteren. Maar het is toch best gevoelig voor slordig gebruik. Met dit instrument kijk je hoe het kind beweegt: kan het op een goede manier omrollen, zit het kind al voldoende recht? Die waarneming blijkt wat gevoelig voor interpretatie. We merkten dus dat ons instrument aangescherpt moet worden voor gebruik: kinderfysiotherapeuten moeten de kennis over de methode van tijd tot tijd opfrissen. Op basis van dit onderzoek ontwikkelen we momenteel een cursus voor het werkveld waarin de optimale toepassing van het instrument centraal staat en de bevindingen uit ons onderzoek aan bod komen, in het kader van Leven Lang Leren. De cursus start dit najaar.”

Jullie hebben meerdere producten ontwikkeld, waaronder de Godivapp.
Nuysink: “Die is ontwikkeld door ICT-studenten van de HU. Daarmee kunnen ouders op een webportal de video’s uploaden en wij als onderzoekers het filmpje ontvangen. De Godivapp is een prototype voor de smartphone. Aan het einde van de studie was die app nog niet klaar. Bovendien zaten er wat haperingen in. In het vervolgonderzoek wordt deze app verder verbeterd.”

Hoe vloeit de opgedane kennis bij GODIVA naar het werkveld?
Nuysink: “Het werkveld heeft volop meegedaan bij GODIVA. Inmiddels zijn 36 kinderfysiotherapeutpraktijken uit de regio Utrecht betrokken via een klankbordgroep. We hebben een serie avonden voor het werkveld georganiseerd. Daarbij konden de professionals de apps uitproberen en vroegen we de deelnemers om input die we kunnen gebruiken voor het vervolgonderzoek. We organiseerden ook twee druk bezochte symposia, waar de opgedane kennis werd verspreid.”

Kan je wat meer vertellen over jullie vervolgonderzoek GoAPP?
Nuysink: “We willen de videomethode verder ontwikkelen, zodat zelfstandige eerstelijnspraktijken van kinderfysiotherapeuten deze kunnen gebruiken. Tachtig procent van de beroepsgroep werkt in de eerste lijn: dat is dus een hele grote groep. Deze professionals zijn enthousiast en doen graag mee aan het vervolgonderzoek.”

“Bij deze studie van twee jaar kijken we vanuit vier perspectieven naar het probleem. We werken multidisciplinair: niet alleen vanuit de zorg en de ICT, maar ook vanuit gebruiksvriendelijkheid van de apps. En het economisch perspectief is belangrijk, omdat deze methode nog een passend businessmodel moet krijgen. De zakelijke kant moet goed op orde zijn, anders heeft het middel geen kans van slagen. Daarom doen nu twee extra HU-lectoraten mee: het Lectoraat Co-Design en het Lectoraat Procesinnovatie en Informatiesystemen.”