Binnen de GODIVA studie heeft de Werkgroep ‘GODIVA Validatie-studie’ zich in 2013-2014 bezig gehouden met de vraag of het mogelijk is de motorische ontwikkeling van een kind te beoordelen vanaf een film die ouders van hun kind hebben gemaakt.
Wanneer ontwikkelingsproblemen al vroeg in het leven van een kind opgespoord kunnen worden, is vroegtijdige start met gerichte interventie mogelijk. Om de motorisch ontwikkeling van het kind te beoordelen, wordt vaak gebruik gemaakt van de Alberta Infant Motor Scale (AIMS). Dit is een gestandaardiseerd meetinstrument om de grof motorische vaardigheden van kinderen te observeren vanaf geboorte tot zij zelfstandig lopen. De AIMS wordt ter plaatse bij het kind door de kinderfysiotherapeut afgenomen, veelal gebeurt dit in een poliklinische setting. De validatie-studie heeft een nieuwe manier van afnemen van de AIMS onderzocht, namelijk digitale afname van de AIMS door de kinderfysiotherapeut aan de hand van een film die ouders van hun kind in de thuissituatie hebben gemaakt.
Motivatie
Voor de beoordeling van de motoriek is de kinderfysiotherapeut afhankelijk van de motorische prestatie van het kind gedurende het observatiemoment. Hierdoor zou er een verschil kunnen bestaan tussen het geobserveerde en de werkelijke motorische mogelijkheden van het kind. In deze digitale samenleving maken ouders vaak aanvullend filmmateriaal van hun kind. Het valide op afstand kunnen beoordelen van de motoriek middels een door ouders zelfgemaakte film zou hierbij in een behoefte kunnen voorzien, aanvullend op de bestaande methode. Dit biedt ouders namelijk de mogelijkheid binnen de vertrouwde thuissituatie een geschikt observatiemoment te kiezen wanneer hun kind zich goed voelt.
Tevens zou deze methode ingezet kunnen worden bij vervolgonderzoek. Om meer zicht te krijgen op het motorische ontwikkelingstraject van het kind, is longitudinaal onderzoek noodzakelijk. Longitudinaal onderzoek is echter kostbaar en tijdrovend. Deze nieuwe methode zou mogelijkheden kunnen bieden voor efficiëntere dataverzameling.
Doelstellingen van de het onderzoek waren:
– Het beoordelen van de overeenstemming in de bevindingen op de AIMS afgenomen aan de hand van een film gemaakt door ouders, vergeleken met de observatie ter plaatse bij het kind.
– Het inventariseren van de beleving van ouders in het maken van de film en het gebruik daarvan voor het beoordelen van de motorische ontwikkeling van hun kind.
Onderzoeksopzet
In de validatiestudie werd de mate van overeenstemming onderzocht met betrekking tot de bevindingen op de AIMS uitgevoerd door de tester op de volgende twee wijzen, namelijk door het ter plaatse uitvoeren van de motorische observatie bij het kind (1), vergeleken met het uitvoeren van de motorische observatie van het kind op basis van een door ouders gelijktijdig gemaakte film (2) .
Populatie
Het onderzoek is eind 2014 afgerond en de resultaten worden momenteel beschreven. De onderzoekspopulatie bestond uit 52 zuigelingen in de leeftijd van 6 weken tot 19 maanden waarvan ouders een vraag hadden over de motorische ontwikkeling van hun kind. Beide ouders verleenden toestemming voor de deelname van hun kind aan het onderzoek. Geëxcludeerd zijn kinderen met een (gediagnosticeerde) afwijkende motoriek, en kinderen waarvan de ouders onvoldoende de Nederlandse taal beheersen of fysiotherapeut zijn.
Procedure
De wervingsprocedure vond plaats via een open inschrijving (convenience sample). Via postermateriaal opgehangen bij verschillende fysiotherapiepraktijken en consultatiebureaus in de regio Utrecht zijn ouders geattendeerd op het onderzoek. Kinderen van ouders die voldeden aan de inclusiecriteria konden zich aanmelden voor deelname. Na de Informed Consent procedure werd het onderzoek gestart in de thuissituatie. In bijzijn van de tester maakten ouders (of 1 ouder en een ander persoon) met behulp van voor het onderzoek ontwikkeld instructiemateriaal een film van hun kind. Ouders konden hiervoor verschillende digitale systemen gebruiken, zoals de smartphone, iPad of fotocamera. Het instructiemateriaal bestond uit een instructievideo en een begeleidende checklist die afgestemd is op het motorisch ontwikkelingsniveau van het kind. Terwijl de film door ouders gemaakt werd, beoordeelde de aanwezige tester het kind ‘ter plaatse’ op de AIMS. Naderhand beoordeelde een andere tester het kind op de AIMS op basis van de film gemaakt door ouders. Beide testers waren onwetend over de onderzoeksbevindingen van elkaar (blind). Zodoende kon de correlatie en de mate van overeenstemming geanalyseerd worden van de scoring vanaf video ten opzichte van de scoring ter plaatse. De rol van de testers werd gedurende het onderzoek gewisseld.
In deze deelstudie werden de observaties uitgevoerd door 10 ervaren kinderfysiotherapeuten uit het werkveld. Deze testers zijn voorafgaand aan het onderzoek getraind en getoetst door een expert op het gebied van het beoordelen van de motorische ontwikkeling van het kind en in het toepassen van de AIMS. Hierbij werd een goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bereikt, namelijk een intraclass correlation coefficient (IC > 0.98)
Voor het vaststellen van de mate van overeenstemming tussen de 2 metingen zijn een aantal statistische maten gebruikt: de ICC (Intra Class Correlatie:0 is geen overeenstemming; 1 is maximale overeenstemming ) en de standaard meetfout (Standard Error of Measurement).
Resultaten
Overeenstemming
De ICC is 0.99. Dit duidt op een goede overeenstemming tussen de ‘live’ observatie en de video observatie. Voorafgaand aan het onderzoek is gesteld dat een meetfout tussen de 1 en 2 items acceptabel zou zijn. De standaard meetfout is 1,4. Dit betekent dat het verschil tussen de twee metingen gemiddeld 1,4 items op de AIMS bedroeg. Vrijwel alle ouders hebben een goed bruikbare video weten te maken. In 4 van de 52 gevallen hebben we de video moeten uitsluiten omdat het protocol niet helemaal gevolgd was waardoor er geen betrouwbare score via de video kon worden gedaan.
Conclusie
De videomethode is goed vergelijkbaar met de ‘gewone’ observatie methode van de AIMS. We denken dat de methode een waardevolle toevoeging kan zijn op de huidige werkwijze.
En verder?
Begin dec. 2015 hebben wij een artikel over de validatie gesubmit. Onder Publicaties zijn enkele presentaties en posters te vinden over de validatiestudie. De methode wordt nu ingezet voor het verzamelen van onderzoeksgegevens. In november 2014 is een start gemaakt om met de video methode longitudinale gegevens (meerdere metingen per kind in de tijd) te verzamelen. Op deze manier willen we inzicht krijgen in de individuele motorische ontwikkeling van baby’s. We denken namelijk dat de snelheid en volgorde binnen ieder kind meer gevarieerd is dan nu wordt gedacht. Met deze informatie kunnen we in toekomst ouders en kinderen nog beter zorg op maat verlenen.
Aan de werkgroep Validatie zijn de volgende personen verbonden:
drs. Marike Boonzaaijer, onderzoeker studenten master Kinderfysiotherapie,
drs. Ellen van Dam, (tot 1-11-2015)
enkele praktijken klankbordgroep
Adviesgroep:
dr. Jacqueline Nuysink, onderzoeksleider GODIVA
dr. Inge-Lot van Haastert, afd. Neonatologie, WKZ
drs. Cas Kruitwagen, statisticus Juliuscentrum UU