Beschrijving onderwijssituatie
Barbara, stagiaire in groep 6 heeft, voorafgaand aan de training een gesprek met vier meisjes uit de groep. Ze heeft dit groepje gemakkelijk converserende leerlingen meegenomen naar een aparte ruimte.
Het gesprek gaat over gelukkig zijn. Eerst heeft Barbara een gedichtje voorgelezen. Hoe kun je gelukkig worden, is nu de vraag.
Kijkvragen
- Let op de interactievaardigheden die Barbara in dit gesprek laat zien. Welke vragen stelt ze?
- Welke andere manieren gebruikt ze om de kinderen door te laten denken?
Videofragment
Klik hier voor het transcript bij het fragment.
Materialen
Joke van Leeuwen (2000), Ozo heppie en andere versjes, Amsterdam: Querido
Opdrachten
Wissel uit: Hoe zorgt Barbara ervoor dat het gesprek wint aan kwaliteit? Wat stelt ze aan de orde?
Discussie: De leerlingen in dit fragment praten wel heel gemakkelijk. Stel dat ze dat níet deden. Hoe zorg je er dan voor dat kinderen kunnen en willen deelnemen aan gesprekken in de klas?
Discussie: Hoe zou je de deelnemende leerlingen uit kunnen dagen tot een hoger denkniveau?
Stage: Organiseer een kleine kring met een aantal spraakzame leerlingen. Kies een onderwerp waarover ze graag willen praten en probeer met adequate feedback het gesprek te verdiepen, daag de kinderen uit dieper na te denken en hun gedachten te verwoorden. Laat je observeren aan de hand van een kijkwijzer die je zelf opstelt.
Theorie
Tijdens een gesprek kan de leraar hardop denken om het gesprek een nieuwe impuls te geven. Hoe doet Barbara dat in dit fragment en wat is het effect? Ook het adequaat geven van feedback kan de kwaliteit van de interactie verhogen. Wat doet Barbara?
Het niveau van het gesprek wordt onder andere bepaald door de cognitieve taalfuncties die door de deelnemers worden ingezet. Welke zie je terug in de inbreng van de leerlingen?
Taalcompetenties
De leraar kan gesprekken voeren met leerlingen als volwaardige gesprekspartners, zowel individueel als in een groep, over onderwerpen die door alle partners aangebracht kunnen worden, en in het bijzonder over leerinhouden. De gesprekken komen de totale ontwikkeling van de leerlingen, en in het bijzonder hun taalontwikkeling, ten goede.
Subdoel 1.2 De leraar kan goede gesprekken voeren in functie van het doel en de inhoud van het gesprek én aangepast aan het taalvaardigheidsniveau van de leerlingen.
(3) feedback geven op de talige uitingen, de schriftelijke producten en de leerprocessen van leerlingen:
- verschillende soorten feedback geven (zowel impliciet en/of expliciet als gericht op inhoud en/of vorm), afhankelijk van het doel en de situatie;
- aangepaste feedbackstrategieën hanteren zoals bevestigen, om verduidelijking vragen, verbeterd herhalen, uitbreiden van de inhoud,…
Barbara geeft op verschillende manieren feedback. Haar feedback heeft altijd betrekking op de inhoud. Ze bevestigt inbreng van kinderen door het te herhalen. Ze stelt vragen ter verduidelijking zoals ‘Wat heeft dat nou te maken met gelukkig zijn?’. Soms vat ze de inbreng samen, bijvoorbeeld: ‘Dus als iemand je helpt, word je gelukkig’.
De vragen van Barbara zijn over het algemeen open en uitnodigend en prikkelen de leerlingen over het onderwerp door te denken.