1. Inleiding
Complexiteit van onderwijsinnovatie vraagt om een andere benadering voor innovatie dan tot nu toe gebruikelijk. De laatste 6 jaar in ons consultancy en onderzoekswerk ontwikkelden we een model waarmee je de voortgang in onderwijsinnovatie beter kunt begrijpen en kunt interveniëren in geval van stagnatie. Dat model is gebaseerd op het dynamisch multi-actor denken in complexe systemen, wat zoveel wil zeggen als dat in onderwijsinnovatie dat het proces wordt bepaald door de interactie tussen al de betrokken actoren en dat niet een iemand het proces kan bepalen. En dat je in plaats van ‘head first’ enkel maar vooruit werkt ook bereid bent om in geval van stagnatie eens een stapje terug te doen, de afspraken in een vorige ronde nog eens onder de loep neemt en desgewenst heroverweegt, zodat je in een volgende fase het samen weer makkelijker eens kan worden. In onderzoek vonden we een aantal werkregels die leken te gelden in een aantal van de cases die zijn onderzocht. Echter, ondanks dat dit model en zijn werkregels zijn waarde in de praktijk lijkt te bewijzen, is de echte validatie beperkt geweest. Onze indruk is dat een verdere verfijning en validatie nodig zijn om het model verder aan te scherpen, waardoor het nog beter toepasbaar wordt voor een breder spectrum aan onderwijsinnovaties.
Figuur 1. Dynamisch innovatiemanagement in onderwijsinnovatie (Coppoolse, 2018)
2. Methode
Om de bruikbaarheid van het model verder te onderzoeken vroegen we deelnemers aan een workshop op de Eapril conference in 2019, een tekening te maken van een exemplarisch moment van stagnatie in hun onderwijsinnovatie. Vervolgens vroegen we elk van de 4 tafels een innovatie te kiezen die op dat moment het meest tot de verbeelding sprak of die op dat moment ‘hot’ was. Met het gooien van een dobbelsteen kozen ze een werkregel waarmee ze reflecteerden op het exemplarische moment. De deelnemers noteerden de bevindingen en plaatsten deze met hashtag #dimo19 op twitter. We presenteerden de resultaten via een twitter wall op het scherm. De uitkomsten analyseerden wij op fragmenten van bruikbaarheid en mogelijke verbetervoorstellen voor het model.
3. Resultaten
In het algemeen viel op dat de sessie leidde tot verrassende inzichten over de gekozen onderwijsinnovatie, ondanks de grote variëteit aan voorbeelden van innovatie en de volstrekte willekeurigheid van de gekozen werkregel. Aan de andere kant was er ook een persoon die noemde dat de gekozen werkregel niet hielp in een dieper begrip van de geschetste situatie.
Een van de deelnemers vond in de reflectie een bevestiging van de gekozen aanpak, en daarnaast biedt de DIMO aanpak een routing voor toekomstige innovaties: “…It helped comfirming what we are already doing…”, gevolgd door: “…These are stepping stones for every innovation…” Een van de deelnemers gaf aan dat DIMO een alternatieve kijk biedt op hun eigen werk: “…working with DIMO shows us alternatives. Another way to think about your own work. Anderen vulden die andere manier van denken wat verder in: “…Talk about the process and be clear about our own feelings…” Kennelijk leidde het werken met DIMO tot inzicht dat ze de signalen die ze bij zichzelf registreerden tijdens het proces van onderwijsinnovatie eerder zouden kunnen delen, wat het proces ten goede kan komen.
Anderen beschreven meer specifieke inzichten die deze werkwijze had opgeleverd. In een van de cases bleek dat er eigenlijk geen eigenaar is van het proces. In een andere case ontstond de vraag of het traject dat was ingezet eigenlijk wel een innovatie moest worden genoemd: “…The question here is are we innovating or just improving an existing program…” bovendien leidde die constatering tot de vraag of het optuigen van een stevige projectorganisatie parallel aan de lijnorganisatie wel zo’n gelukkige keuze was.
De meest betekenisvolle feedback was dat van een van de deelnemers aangaf dat het werken met DIMO een taal en een kijkwijze opleverde om processen en gebeurtenissen te kunnen duiden, die anders impliciet blijven. “…Het DIMO-model levert mij in mijn werk een tool om de club in de boot aan land te krijgen of andersom. Het geeft voor mij woorden aan momenten die ongrijpbaar zijn in de innovatie. Ik kijk er naar uit om me erin te verdiepen en toe te passen…”
4. Conclusie
We organiseerden een reflectie workshop over werken met het DIMO-model om een indruk te krijgen van de bruikbaarheid van het model en mogelijke suggesties ter aanscherping of verfijning van het model. De bruikbaarheid van werken met het DIMO-model is dat het (1) een handelingsalternatief biedt voor betrokken bij onderwijsinnovatie, (2) de mogelijkheid geeft om te reflecteren op onderdelen van een innovatieproces en (3) een instrumentarium en taal biedt om ongrijpbare processen te kunnen doorzien en te beïnvloeden. Verder onderzoek naar wat deze inzichten opleveren in de onderwijsinnovatiepraktijk, en op welke fases of aspecten van onderwijsinnovatie zich vooral richt kan aanknopingspunten bieden om het model te verfijnen.
Ondanks dat de reacties van de deelnemers niet direct aanleiding was om het model te verfijnen constateerden we zelf in de voorbereiding van de workshop dat een aantal werkregels weliswaar valide zijn, maar veel te omslachtig zijn geformuleerd. Daarnaast lijken een aantal werkregels die gekoppeld worden aan een specifiek stukje van het model op meerdere plaatsen van toepassing.
Kortom, op basis van de reflectie op het model lijkt het een interessant handelingsalternatief voor onderwijsinnovatie en biedt het model instrumentaria en taal om ongeziene gebeurtenissen te kunnen duiden. Verder onderzoek in de praktijktoepassing en daarmee verdere verfijning kan deze praktische relevantie verder versterken.
Literatuur
Coppoolse, R. (2018) werkregels voor innovatiemanagers. Hoger onderwijs in een versnelling. Academisch Proefschrift, Universiteit Utrecht, Utrecht.
Copppoolse, R. & Toby, S. (2019). Weg van de projectreflex. IPMA-NL.
Van Delden, P.J. (2009). Samenwerking in de publieke dienstverlening. Ontwikkelingsverloop en resultaten. Academisch Proefschrift, Delft, Eburon