Utrecht – In het lokaal klink zacht geroezemoes en het geritsel van papier als de Oekraïense deelnemers hun notitieboekjes tevoorschijn halen. Langzaam valt het stil in het lokaal als vrijwilliger Tineke haar stem verheft en duidelijk zegt: “Goedemorgen allemaal. Leuk dat jullie er zijn”. De wekelijkse Nederlands les voor Oekraïense vluchtelingen in Utrecht is begonnen. Vandaag op het programma: het benoemen van meubelstukken en het gebruiken van bezittelijk voornaamwoorden.
In een uur tijd legt Tineke de klas met zo’n vijftien leerlingen – voornamelijk vrouwen van middelbare leeftijd – het gebruik van ‘mijn, jouw en zijn’ uit. “Is dit jouw bril? Nee, dat is mijn bril”, zegt ze terwijl ze de glazen weer op haar neus schuift. De klas echoot haar aarzelend na: “Nee, dat is mijn bril.”
“We hebben toevallig vorige week gevraagd wat ze het liefst willen leren. En dat is praten”, zegt Tineke Zwarts. Namens de Utrechtse vrijwilligersorganisatie Taal Doet Meer helpt ze deze groep vluchtelingen bij het leren van de Nederlandse taal. Daarbij krijgt ze ook hulp van onder meer vrijwilligers van het Gilde Utrecht en de kerkelijke gemeenschap.
De eerste taallessen begonnen in april. Toen kwam ook de stroom vluchtelingen vanuit het door oorlog geteisterde Oekraïne naar Nederland op gang. Voor hen organiseerde de Protestante Diaconie Utrecht zogenoemde Meeting Points in verschillende Utrechtse kerken, zoals ook hier: de Kerk aan het Lint. Het idee was dat vluchtelingen die in gastgezinnen werden opgevangen daar elke dag konden komen voor koffie, praten en andere activiteiten. Al gauw werden daar ook taallessen met hulp van organisatie Taal Doet Meer georganiseerd.
Taal Doet Meer organiseert taallessen voor Utrechters met een andere moedertaal dan Nederlands. Meer dan 1000 vrijwilligers zijn actief als bijvoorbeeld taalcoach, voorlezer of mentor. De organisatie laat weten dat ze nog hard op zoek zijn naar nieuwe vrijwilligers. Er zijn zo’n 100 vacatures in zo’n 25 verschillende rollen.
Al snel wordt in de les duidelijk dat Nederlands leren allesbehalve makkelijk is. Klanken in woorden als ‘leuk’ bestaan helemaal niet in het Oekraïens, weet een voormalige professor in het Engels te vertellen. “Maar ik ben trots dat ik deze taal leer. En ik zie het als een bedankje voor de moeite die veel Nederlanders doen om Oekraïense vluchtelingen goed op te vangen. Ik vind het bijzonder om te zien hoeveel tijd mensen zoals Tineke erin steken om ons te helpen.”
“Je hebt Nederlands nodig om vriendschappen met Nederlanders te sluiten.”
Ook voor de 31-jarige Kate is het leren van Nederlands een hele opgave. “Maar als ik het nu lees begrijp ik het wel een beetje.” Ze vluchtte in april met haar zoontje van drie naar Nederland en probeert sindsdien het een en ander van de taal op te pikken. “Je moet wat woorden kennen voor het dagelijks leven en om vriendschappen met Nederlanders te sluiten.”
Omdat ze vrijwel continue op haar zoontje moet passen, kan ze minder lessen bijwonen dan ze zou willen. “Maar mijn moeder gaat wel bijna altijd naar de les en ze is de docenten heel dankbaar”, weet ze.
Hoewel Kate naar Nederland kwam met het idee hier enkel tijdelijk te verblijven, realiseert ze zich dat ze ook over de toekomst na moet denken. Het spreken van de taal speelt daarin een grote rol. “Als we hier moeten blijven dan moet ik het echt kunnen. Als mijn zoon naar school gaat dan moet hij met de leraar kunnen praten. En ik ook!”
‘Soms denk ik: ik ga nú naar huis’
Het uurtje taalles vliegt voorbij. Aan de tafels wordt druk geoefend met het beschrijven van interieurs. “Het heeft drie verdiepingen”, vertelt een dame terwijl ze door haar leesbril naar de afbeelding tuurt. Een ander maakt aantekeningen en vraagt een van de aanwezige vrijwilligers om hulp: “hoe schrijf je ’tafel’?”
“Ik denk dat ze aardig wat verstaan. Maar terugpraten is een drempel waar je overheen moet”, zegt Tineke. “Daar werken we nu aan.”
Die drempel klinkt Kate bekend in de oren. Een gesprek in het Nederlands voeren is nog een brug te ver, alleen al het uitspreken van de naam van de straat waar ze nu woont vergde veel geduld en oefening. Maar ze is vastberaden: “ik moet gewoon heel veel oefenen.”
Hoeveel Kate aan haar Nederlands gaat hebben, weet ze nog niet. Eigenlijk wil ze terug naar huis. “Mijn plan verandert elke week. Het hangt af van de situatie in en het nieuws uit Oekraïne. Soms denk ik: ik ga naar huis. Nu meteen. Maar dan realiseer ik me ook: de oorlog kan nog lang duren.”