Feedback is misschien wel het belangrijkste werkzame principe achter het Open-ICT programma. Op heel veel momenten en situaties kan de student vragen om feedback en feedback krijgen. Veel van de feedback is gepland en op bepaalde vaste momenten in het programma. Daarnaast kan de student bij veel verschillende partijen ongeplande feedback ophalen. Feedback kan de student afhankelijke van de situatie ophalen bij:
- Peers
- Apprentices (ouderejaars studenten)
- Gildemeesters (klassieke vakdocent)
- Coaches
- Externe experts
Veel van de feedback wordt mondeling aan de student gegeven en moet de student verwerken in de daarvoor benodigde formulieren in Scorion. Hierdoor moet de student goed luisteren naar de feedbackgever. De feedbackgever checkt deze feedback veelal achteraf en kan eventueel aanvullen.
Binnen het Open-ICT programma zijn er een aantal vaste momenten voor feedback.
- Product reviews
- Sprint review
- Retrospective
- Ontwikkelgesprekken
- Kennisdeling
- Evaluatie
Product-reviews
Eén dag voor het einde van een sprint leveren de studenten hun producten in en laten ze altijd het werk reviewen door een andere student en 2 maal per 10 weken door een apprentice (oudere jaarstudent) en gildemeester. Alle producten krijgen feedback op de eerste zogenaamde product vaardigheden:
- Juiste kennis ontwikkelen
- Kwalitatief product maken
- Creatief werken
- Kritisch oordelen
Op basis van deze feedback worden producten verbetert en leren studenten ook van andermans oplossingen. Door dit proces van reviewen leren studenten kwaliteitsrichtlijnen opstellen en beoordelen ze elkaars werk langs deze richtlijnen. Hierdoor leren ze kritisch kijken naar elkaars werk en leren ze vooral van elkaar hoe bijvoorbeeld goede code eruitziet of hoe je een goed ontwerp maakt. Als laatste wordt voor iedere vaardigheid aangegeven wat het niveau is. Hierdoor ontstaan veel datapunten over het niveau van die vaardigheid en een beeld over de ontwikkeling van die vaardigheid voor een student.
Sprint-review
Op de laatste dag van een sprint wordt het werkende product van het team getoond aan de opdrachtgever en wordt feedback gevraagd. Op basis van deze feedback wordt samen met de opdrachtgever bepaald wat er in de volgende sprint van twee weken gemaakt zal worden. Studenten leren zo hun eigen werk te presenteren en feedback te vragen op hun werk door degenen die het product ook echt gaan gebruiken.
Retrospective
Een sprint periode wordt afgesloten door een retrospective. Tijdens de retrospective kijken de studenten terug op de sprint. Hierbij letten ze vooral op welke aspecten hebben geleid tot een hoge teameffectiviteit en welke aspecten de teameffectiviteit hebben gehinderd. Hierbij stellen ze samen vast wat ze de volgende sprint periode anders gaan doen ter verbetering van de teameffectiviteit. De retrospective wordt afgesloten met feedback die de studenten elkaar geven over wat heel goed ging en wat beter kan. Vanuit de retrospective feedback kunnen studenten bepaalde vaardigheden aantonen als bewijs. Bijvoorbeeld wanneer een student veelvuldig complimenten krijgt voor zijn samenwerken kan hiervoor een zogenaamd ontwikkelbewijs worden opgestuurd naar de coach.
Ontwikkelgesprekken
Bij de start van een nieuwe onderwijsperiode stelt de student een aantal ontwikkeldoelen vast. Veelal door terug te kijken op de vorige periode en vast te stellen wat de belangrijkste verbeterpunten zijn. Per ontwikkeldoel stelt de student concrete acties voor die nodig zijn om het doel te bereiken. Iedere twee weken is er een persoonlijk ontwikkelgesprek tussen de coach en de student. Samen bekijken ze in hoeverre acties leiden tot het realiseren van ontwikkeldoelen. Uiteraard ondersteunt de coach de student bij het bereiken van zijn ontwikkeldoelen door goede vragen te stellen, de student terug te laten kijken op het effect van zijn acties en geeft feedback op wat nodig is.
Kennisdeling
Iedere student wordt verwacht regelmatig kennisdelingen te verzorgen. Vanaf jaar 2 is dat verplicht in het gilde. Hierbij moet een student iedere 5 weken een kennisdeling verzorgen. Bij de kennisdeling horen altijd twee vaardigheden (Boodschap overbrengen en Juiste kennis ontwikkelen). Eventueel kan de student nog één extra vaardigheid aangeven. Na de kennisdeling levert de student zijn bewijsproducten in (presentatie, evaluatie feedback) en stuurt het bewijs kennisdeling naar de gildemeester. Na goedkeuren ontstaan er voor die vaardigheden een zogenaamd datapunt, waarin is vastgelegd op welk niveau de vaardigheden zijn aangetoond.
Eindevaluatie
Aan het einde van een onderwijsperiode is er een evaluatie gesprek tussen de student en zijn coach. De student geeft zelf een oordeel hoe deze vindt dat hij heeft gepresteerd op de 10 vaardigheden van Open-ICT. Dit oordeel kan de student baseren op alle datapunten die in die periode via diverse bewijsproducten in zijn portfolio zijn verzameld en veelal zijn beoordeeld. Wanneer de student in zijn oordeel afwijkt van het datapatroon kan daarvoor een toelichting worden gegeven. Deze zelf-evaluatie stuurt de student naar zijn coach, waarna ze samen een eindgesprek voeren en vaststellen van het bereikte niveau is. Ook stellen ze samen vast wat er goed is gegaan en wat de volgende periode beter kan en moet. Deze verbeterpunten zijn weer een start voor de nieuwe ontwikkeldoelen voor de komende onderwijsperiode.