‘Wat docenten doen, doet ertoe, maar het gaat er vooral om wat zij studenten laten doen’
(John Hattie, 2009, Visible learning.)
In een klaslokaal is de docent veel aan het woord. Docenten onderling hebben het vaak over ‘zenden’. Online onderwijs verandert deze situatie helaas niet automatisch: een kennisclip kijken en een tekst lezen vallen immers ook onder categorie zenden. Vaak leeft wel het idee dat dit zenden niet een optimale vorm van onderwijs is. Maar waarom eigenlijk? Een naïef beeld van leren is dat allerlei informatie als brokjes in je hoofd wordt opgeslagen. De hersenen worden daarbij beschouwt als een soort vat waar je alle nieuwe kennis in propt. Dat beeld blijkt echter niet te kloppen: ‘kennisoverdracht’ bestaat helemaal niet! De moderne psychologie stelt dat het juist de verbindingen tussen die brokjes zijn die maken dat kennis beklijft en kan worden toegepast. En het leggen van dit soort verbindingen vraagt cognitieve activiteit van de student.
Wat is diep leren?
Alle leren vraagt activiteit van de student. Echter, de mate waarin door die activiteit kennis in samenhang wordt gebracht kan sterk verschillen. Iemand die losse feitjes ‘stampt’ of ongemotiveerd een tekst leest, zal daar heus wel iets van oppikken. Dat gebeurt echter in de vorm van verbrokkelde schema’s: kleine kennisnetwerkjes (bijvoorbeeld een feit en een ezelsbruggetje of een emotie), zonder verbinding met het grotere geheel. Dit wordt oppervlakkig leren genoemd. De tegenhanger is diep leren: hier probeert de student de leerstof zo veel mogelijk te verbinden met andere kennis en ervaringen. Bijvoorbeeld bij kritisch nadenken over concepten, combineren en integreren van nieuwe kennis met bestaande kennis en het leggen van verbanden tussen verschillende concepten.
Zogenaamde activerende werkvormen hebben als doel studenten te stimuleren tot diep leren. Dat impliceert dat een belangrijk kenmerk van activerende werkvormen is dat studenten worden uitgedaagd om zelf verbindingen te maken met eigen kennis en ervaringen (bijvoorbeeld uit de stage).
Hoe herken je diep leren?
Als leren het leggen van verbindingen is, dan is diep leren herkenbaar doordat de nadruk juist op het maken van die verbindingen ligt. Dat blijkt duidelijk door de linker en rechter kolom van de volgende tabel te vergelijken.
Diep leren | Oppervlakkig leren |
Verbindt nieuwe kennis en concepten met bestaande kennis en ervaring | Zonder reflectie op het geleerde, geleerde feiten worden niet uitgewerkt |
Denkt kritisch na over nieuw materiaal | Geen interactie met de kennis of concepten |
Combineert informatie met andere bronnen | Focus op onthouden |
Creëert nieuwe redeneringen en duidt nieuwe kennis met gegeven redeneringen | Onderliggende redenering wordt niet begrepen |
Herkent een structuur binnen de informatie | Leren om het gedaan te hebben |
Uit zichzelf gemotiveerd om te leren | Externe stimulans om te leren (toets/eis) |
Stelt zich ten doel om de betekenis van het materiaal te begrijpen | Gericht op het oppervlakkig herhalen van het materiaal |
Presteren is niet hetzelfde als leren
Het kan voorkomen dat je als docent aan het einde van de les ziet dat een student goed gepresteerd heeft. Hij participeerde goed en heeft de opdrachten naar tevredenheid gemaakt. Prima denk je, die kan dit onderdeel afronden en door. Tot tijdens de toetsing blijkt dat de student in kwestie het toch niet begrepen heeft en een onvoldoende haalt. Hoe kan dat? Een belangrijk onderscheid hier is het verschil tussen presteren, in dit voorbeeld tijdens de les, en leren, in dit voorbeeld de kennis die wordt onthouden tot de toetsing. Om kennis en vaardigheden vast te houden voor langere periodes, speelt heractiveren een belangrijke rol. Bij het kiezen van activerende werkvormen is het belangrijk om na te denken op welke manier de werkvorm bijdraagt aan het heractiveren van eerdere geleerde kennis.
Weten is zweten
Studenten zullen een activerende werkvorm niet altijd als prettig ervaren. Volgens onderzoeker Robert Bjork en zijn collega’s is het belangrijk om het leren te vertragen door het bewust lastiger te maken. In hun onderzoek noemen ze die omstandigheden desirable difficulties of ‘gewenste moeilijkheden’. Dit pas je toe door het heractiveren van eerder geleerde kennis (zie ook hierboven) niet te snel op elkaar te laten volgen maar lange tussenpauzes in te lassen. Als je het herhalen snel op elkaar laat volgen, ontstaat er een onterecht gevoel van competentie, het zogenoemde illusion of competence. Onterecht, omdat aan het einde de stof alsnog vergeten wordt. Door het spreiden van de leermomenten stimuleer je het vergeten. Door na het vergeten de kennis te heractiveren, laat je de student harder nadenken om iets te herinneren en stimuleer je het langetermijngeheugen.
Zweten is niet altijd weten
Een veelvoorkomende fout bij activerende werkvorm is dat studenten weliswaar heel actief zijn, maar weinig leren – of althans niet de beoogde leerdoelen behalen. Een bekend voorbeeld is het laten maken van een powerpointpresentatie over een bepaald onderwerp. Dat kan op zich een heel geschikte opdracht zijn, maar als de student powerpoint nog niet goed beheerst of inhoudelijke criteria niet duidelijk zijn, dan kan het zijn dat de student veel leert over powerpoint … maar weinig over het onderwerp. Dit heeft alles te maken met cognitieve belasting: een mens kan maar een paar zaken tegelijkertijd in zijn actieve werkgeheugen houden en bij een te veelzijdige taak past het niet meer.
Wat stimuleert online actief leren?
Er zijn verschillende manieren om online actief leren te stimuleren. Een eenvoudig uitgangspunt is dat elke didactische en pedagogische principe bijdraagt aan actief online leren, waarbij meer principes bijdragen aan een meer actief leerproces. Je kan de volgende checklijst gebruiken om te kijken hoe stimulerend je werkvorm al is, of als inspiratie om deze actiever te maken:
- Samenwerken
- Veiligheid *
- Interactie *
- Feedback **
- Motivatie **
- Aansluiten op voorkennis
- Realistisch
- Doelgericht
* kijk voor kennismaking met deze principes naar de beschikbare video’s van TLN.
** zie voor kennismaking met deze principes de website onderwijs uitvoeren van TLN.
Let wel op, net als bij alle checklist zijn deze niet allesomvattend én is de aanwezigheid van een principe geen garantie voor een actief online leerproces. Stel jezelf de vraag: in welke mate zijn de bovenstaande principes aanwezig en hoe dragen zij bij aan actief leren?
Een andere manier om te kijken wat actief leren stimuleert, is door de aanwezigheid van een of meerdere van de onderstaande leeractiviteiten in een les (zie Bolhuis 2009, in: Geerts & Van Kralingen 2016, Handboek voor leraren. Bussum: Coutinho, p. 45):
- Leren door directe ervaring: ik zorg ervoor dat de studenten een directe ervaring opdoen of zelf handelen;
- Leren door sociale interactie: ik zorg ervoor dat de studenten informatie met anderen uitwisselen;
- Leren door nadenken ofwel reflectie: ik zorg ervoor dat de studenten zelf nadenken over een onderwerp (bijvoorbeeld voordat de studenten gaan handelen, en/of tijdens en/of na het handelen);
- Leren door het verwerken van theorie: ik zorg voor opdrachten waarin studenten moeten laten zien dat zij actief met de theorie aan de slag gaan of gegaan zijn.
Wat werkt online actief leren tegen?
Zoals er een aantal zaken is die actief leren stimuleert, zijn er ook situaties bekend die dit juist voorkomen. Het brein heeft een beperkte capaciteit om binnenkomende informatie te verwerken in het langetermijngeheugen. Daarom geven we een paar tips om dit te optimaliseren:
- Laat studenten niet te lang zoeken naar de informatie die ze nodig hebben, maar plaats dit op een duidelijke plek. Dit voorkomt het belasten van het brein met niet-conceptgerelateerde vragen. Geef dit voorafgaand aan de opdracht duidelijk aan en biedt een plek aan waar studenten terug kunnen vallen als ze de draad kwijt zijn, bijvoorbeeld een informatiepagina of een digitale hulplijn (email, Teams).
- Vermijd overbodige informatie. Ook extra informatie kan afleiden van de hoofdzaken en vermindert de capaciteit voor het verwerken van de die hoofdzaken. Eventuele verdiepende informatie kan op verzoek of na het behalen van specifieke doelen vrijgegeven worden.
Zie voor meer tips over de juiste hoeveelheid informatie bij online onderwijs in het algemeen dit stuk op de digitale HU.
Activerende online werkvormen
Break out rooms
Bij breakout rooms is er sprake van een gezamenlijke start, waarna de groep splitst in kleinere groepen. Deze werkvorm is handig om kleinschalige samenwerking en uitwisseling binnen grote groepen studenten te stimuleren. Er zijn ook variaties op de breakout room mogelijk zoals de verderop beschreven wereld café of kroegentocht.
Maak vooraf meerdere kamers aan. Dit kan in Teams door middel van kanalen of via Outlook door meerdere afspraken te plannen (instructie). In Canvas Vergaderingen doe je dit door tijdens de sessie op het wiel bij gebruikers te klikken en te kiezen voor Brainstormruimtes gebruiken. Zorg dat de studenten toegang hebben tot het benodigde materiaal. In een Teams kanalen kan dat door de bestanden vooraf klaar te zetten, in de andere gevallen kan dat door een url te delen naar een OneDrive map met daarin de benodigde bestanden of instructies in Canvas klaar te hebben staan. Doe dit ook voor de bestanden waarin gewerkt moet worden, deze kan naderhand gedeeld worden voor naslag.
Bij de start van de algemene sessie deel je de instructies eventueel vergezeld met extra’s zoals het bespreken van misconcepten of een inspirerend praatje. Daarna laat je studenten in groepen uiteen gaan. Belangrijk blijft dat het een realistische opdracht is, zie ook ‘wat stimuleert actieve werkvormen’. Vergeet niet om een eindtijd af te spreken en eventueel een woordvoerder voor de nabespreking aan te wijzen. Afhankelijk van jouw keuze komt de groep na een vastgesteld tijdstip weer bij elkaar of ronden zij in kleinere groepen de sessie af. Bij een nabespreking kan het opgeleverde werk besproken worden en vragen gesteld worden. Indien gewenst kan je aangeven dat je willekeurig beurten uitdeelt zodat iedereen een realistische kans heeft om te presenteren voor de volledige groep.
Een leuke mogelijkheid is om bij de start in overleg met studenten de thema’s van de verschillende kanalen te benoemen. In dat geval nummer je de kamers 1–10 en een tabel in de startsessie doet de rest. Indien gewenst kan je individuele studenten de ruimte geven om in een persoonlijke ruimte aan de slag te gaan, bijvoorbeeld om een achterstand in te halen of juist vooruit te werken.
De subgroepjes kunnen aan de slag gaan met een product, bijvoorbeeld een Powerpoint, Mindmap, handleiding/instructie, elevator pitch, infographic (Canva) of wiki (Canvas), of een discussie over vooraf gegeven (of zelfbedachte) stellingen.
Wereld Café
Deze werkvorm is bruikbaar als je een groep van vijftien of meer studenten wil laten discussiëren over een aantal thema’s of casussen. Zorg dat je ongeveer een thema of casus hebt per vijf studenten. Maak even zoveel kamers aan, zoals hierboven bij de break out rooms is uitgelegd. Koppel aan iedere kamer een thema en selecteer voor ieder kamer een student die daar de voorzitters- en notuleerrol heeft. Informeer deze student over het thema en de werkwijze. Die werkwijze is als volgt.
De studenten die je nog niet hebt aangewezen, deel je in in groepjes. Ieder groepje bezoekt een kamer en praat hier onder leiding van de voorzitter een van tevoren vastgestelde tijd (bijvoorbeeld tien minuten) over het thema. Daarna verhuizen de groepjes naar de volgende kamer. Alleen de voorzitters blijven in hun kamer. Zij kunnen de nieuwe groep informeren over de inzichten van de vorige groep, zodat er op de ideeën kan worden voortgebouwd.
Belangrijk bij deze werkvorm is de logistiek. Het handigst is om voor de studenten een rooster te maken, waarin de tijdslots staan en bij ieder tijdslot de link naar de kamer. Je kunt ook de voorzitters de taak geven de tijd te bewaken en die link in de chat te delen. Overigens luistert de tijdsbewaking niet zo nauw: als er opeens een nieuwe groep binnenkomt, is dat een signaal voor de oude groep om te verkassen.
De kroegentocht
Maak een aantal ‘kamers’ aan in MS Teams. Plaats in de meeting notes of op het online whiteboard een open opdracht, thema of vraag waar studenten over kunnen discussiëren. Bijvoorbeeld: “schrijf eigenschappen op van …” of “geef voor- en nadelen van …”. Laat studenten in subgroepjes de kamers betreden. De studenten kunnen in hun kamer 10 minuten over de opdracht discussiëren. Je kunt ervoor kiezen:
- Ze hiervan verslag te laten doen waarop de volgende groep kan voorbouwen (een beetje zoals in het Wereld café; vergeet dan niet een notulist aan te wijzen).
- Ze hier een individuele rapportage over te laten bijhouden.
Na 10 minuten verhuizen ze naar een andere kamer, met een andere vraag.
Ingewikkeld in deze werkvorm is de logistiek. Je kunt met studenten een vergaderschema met links delen, of je neemt in iedere kamer de link naar de volgende kamer op. Wijs per groepje een tijdbewaker aan: deze zet de timer op zijn mobiele telefoon op 10 minuten.
Je kunt het nog wilder maken, door de groepjes niet stabiel te houden. Iedereen kiest bijvoorbeeld random de volgende kamer.
Als je dit allemaal te ingewikkeld vindt, kun je het ook omdraaien: iedereen blijft de hele tijd in dezelfde kamer, maar moet iedere 10 minuten een nieuwe opdracht doen. En als je voor variant 1 kiest, kun je die opdracht plaatsen in een gezamenlijk document (in MS Teams of OneDrive) waar alle groepjes in werken, zoals beschreven in voorbeeld Verken & verdiep. En als je kiest voor variant 2, kun je misschien iets doen met een teacher-controlled powerpoint die in meerdere teams zichtbaar is.
Verken & verdiep
Bij individuele casuïstiek worden de studenten aan de slag gezet om zelfstandig te werken aan hun kennis en inzichten. Gebruik deze werkvorm als je studenten aan de slag wil laten gaan voor een individuele opdracht die naderhand gezamenlijk besproken kan worden zodat er uitwisseling is tussen de studenten. Voordeel is dat het opgeleverde stuk een overzicht van het leren van de groep is, met alle voordelen van dien (vragen stellen, verschillen zoeken, etc.). Denk bij het individueel uitwerken aan onderdelen, structuren, principes, wetten of andere individuele bouwstenen die samen een groter geheel vormen. Zie het onderstaande voorbeeld uit een les Celbiologie in het eerste jaar laboratoriumonderzoek:
Kies 1 van de 10 benoemde celstructuren en beschrijf in ieder geval:
- Hoe deze eruit ziet
- Waar deze voorkomt
- Hoe deze opgebouwd wordt
- 1 extra eigenschap naar keuze
Bonusopdracht (indien je tijd over houdt): doe hetzelfde voor een 2de celstructuur & benoem de volgende vraag: Waarom verschillende deze structuur zo van elkaar? Waarom is dat ‘nuttig’ voor een cel?
Deze opdracht kan op 2 manieren uitgevoerd worden: synchroon (gedurende de les) of asynchroon (bijv. gedurende de week waarin het onderwerp aan de orde is). In dat laatste geval is het goed om na te denken over het nabespreken van de uitgewerkte onderdelen. Een stimulans is de review die jij expert geeft tijdens een afsluitend klassikaal moment: door aan te geven welke uitwerking accuraat zijn en waar de misconcepten schuilen, leren de aanwezigen van jouw kritische blik én ‘lopen’ ze naar huis met een mooie samenvatting van de lesstof.
Bij deze opdracht is het belangrijk om materiaal beschikbaar te stellen, bijvoorbeeld een boek, website of kennisclip. Zo voorkom je dat er onnodig tijd en moeite (zie zweten is niet altijd weten) wordt besteed aan niet relevante zaken. Als de stof lastig is, bijvoorbeeld door een lagere voorkennis, dan is het verstandig om voor de start van de opdracht de stof te bespreken tijdens een live sessie. Bij een asynchrone variant zou dit kunnen in een inloopmoment of discussieforum.
Een synchrone uitvoering zou er dan als volgt uit kunnen zien.
- Docent bespreekt in 15 minuten enkele misconcepties.
- Aan het einde deelt de docent een url naar een OneDrive (of Google) bestand
- In dit bestand staan de volgende zaken klaar
- Toelichting van de opdracht, ook besproken in de sessie
- Verwijzing naar het beschikbare materiaal (of het materiaal zelf)
- Individuele pagina’s/slides met daarop een veld waar de student zijn of haar naam kan invullen en voldoende ruimte voor het uitwerken van de opdracht.
Escape room
Wellicht de enige werkvorm in dit rijtje die geen uitleg nodig heeft. Het doel is te ontsnappen, en te leren in dit geval.
Uitgangspunt voor een escape room zijn de drie basisingrediënten: puzzels, sleutels die nieuwe deuren openen en een eindbeloning. Jouw combinatie van deze factoren bepaalt de duur, moeilijkheid en participatie van je escape room. Een escape room is een vorm van gamification die erg motiverend kan werken.
Deze werkvorm is geschikt om studenten kennis te laten maken met een omgeving en onderweg iets op te steken over de door jouw klaargezette inhoud. Je kan bijvoorbeeld voor nieuwe eerstejaars een escaperoom in de (nieuwe) digitale leeromgeving plaatsen waar ze door de modules, pagina’s of opdrachten moeten lopen. De beloning is een plek waar iedereen verzamelt na het bereiken van de oplossing (of het einde van de tijd), bijvoorbeeld Teams of Skype meeting waarvan de url in de laatste oplossing zit. De puzzels die ze oplossen kan gaan over hoe ze docenten kunnen bereiken, waar ze hun rooster kunnen vinden, maar kan ook over de onderwerpen van de eerste cursus of de lesstof van de eerste lessen. Een dergelijke puzzel kan je verwerken in een vraag, waar de sleutel (voor de volgende puzzel) in de feedback voor het juiste antwoord zit, als hyperlink achter ‘het juiste’ plaatje in een powerpointpresentatie. Om te zorgen dat studenten die sleutel weer nodig hebben voor de volgende puzzel, kan je instellen dat die pas open gaat met de voorgaande code. Dit is mogelijk in bijvoorbeeld Word (beveiliging), OneDrive, Canvas Quiz of een eenvoudige pdf. Een escape room in Canvas (in dit geval voor docenten) zou er zo uit kunnen zien (toegankelijk voor medewerkers HU). Kijk voor een kennismakende video over online escape games (en voorbeelden) hier.
Zorg dat je bij een escape room de puzzel niet te complex maakt. Indien studenten te veel tijd en aandacht moeten besteden aan het zoeken van informatie, raakt de inhoud op de achtergrond en loop je het risico dat ze opgeven. Zie ook het kopje ‘Wat werkt online actief leren tegen?’.
Peer instruction
Leg studenten individueel een multiplechoicevraag voor in een poll. Bijvoorbeeld:
Je kunt dit asynchroon laten invullen (bijvoorbeeld in Canvas) of tijdens een online bijeenkomst. Als er heel veel goede antwoorden zijn, weet je dat bepaalde studenten een bepaald leerdoel hebben bereikt en kun je verder; en als er juist bijna alleen foute antwoorden zijn, zul je een stapje terug moeten doen. Het originele van de werkvorm peer instruction gaat over de situatie waarin de antwoorden juist gespreid zijn: kennelijk is er een paar studenten die het weet en een aantal die het niet weet. Nu komt het: laat de studenten in subgroepjes in break-outrooms overleggen. Vervolgens vult iedereen de poll weer individueel in. In de praktijk zal vaak blijken dat het aantal goede antwoorden aanzienlijk is toegenomen. Het leuke is dat iedereen actief is geweest: er zijn argumenten uitgewisseld en studenten hebben deze bediscussieerd en geëvalueerd.
In plaats van één vraag, kun je peer instruction ook met een opeenvolging van vragen doen. De werkvorm is overigens bedacht en gepopulariseerd door Eric Mazur van Harvard. Er wordt veel onderzoek naar de effectiviteit gedaan – ook bij de HU!
Praktische tips
Heb je een mooie vorm gekozen, uitgewerkt en ben je op zoek naar meer? Hieronder staan een paar leuke tips om je les nog actiever te maken.
- Denk, ook in je actieve werkvorm, aan aan check-in en energizers. In dit mooie overzicht vind je hier inspiratie voor.
- Laat de student focussen op zijn of haar leerproces. Laat ze daarom bij de start één vraag bedenken waarmee jij (nog beter: zij) na afloop kan controleren wat ze geleerd heeft. Bijv. ‘hoe is de afbraak van kapotte eiwitten in een cel verbonden met de aanmaak van nieuwe eiwitten?’
- Denk ook aan offline opdrachten. Laat studenten bijv. vooraf materiaal kijken die je ook vooraf bevraagd. Met deze informatie kan je bij de start misconcepten of hiaten ‘repareren’ voor ze starten met de werkvorm.
- Vergeet niet te werken volgens het principe van constructive alignment. Laat studenten werken aan toetsgerelateerde items of (andersom) toets de werkgerateerde items van je les.
- Geef duidelijke instructies. Denk bijv. aan het benoemen van de wie, wat, waar en hoe voordat de werkvorm start. Zorg ook dat dit via een noodlijn beschikbaar is, bijv. op een Canvas pagina of in de uitvalssessie.
- Gebruik bij break out rooms de centrale les voor extra uitleg, bijv. aan studenten die het minder begrepen hebben of die er in hun eigen klas er niet uit komen. Plan dit evt. op vaste tijdstippen in zodat je tussendoor ook de groepen kan bezoeken.
- Laat studenten zelf opdrachten verzinnen die aansluiten bij hun leerdoel. Biedt wel de structuur aan in de vorm van een programma, materiaal en digitale groepen. Vergeet hierbij niet de leerdoelen centraal te stellen om onverwachte uitwassen te voorkomen, zie ook constructive alignment.