Deelnemers over programmatisch toetsen binnen de BDB: “Je krijgt toch een soort cadans van je blijven ontwikkelen”

Door Nienke Boere

Sinds dit schooljaar is op de HU de vernieuwde vorm van de Basis Didactische Bekwaamheid (BDB) van start gegaan. Niet langer bestaan er drie afzonderlijke trajecten gericht op het ontwerpen, uitvoeren en examineren van onderwijs; in plaats daarvan werken docenten geïntegreerd aan hun docentprofessionalisering  middels de principes van Programmatisch Toetsen. Hierbij verzamelen docenten zelf datapunten in een portfolio om hun basis didactische bekwaamheid aan te tonen. In dit artikel delen twee docenten, Reinder de Vries (van de opleiding ICT) en Mariëlle Schilham (van de opleiding Logopedie), hun ervaringen met programmatisch toetsen binnen dit vernieuwde traject, waarbij ze waardevolle inzichten en tips delen.

Low stakes
Als onderdeel van het programmatisch toetsen binnen de BDB verzamelen docenten datapunten. Dit zijn de dingen die docenten  doen en de feedback die ze daarop krijgen om hun bekwaamheid aan te tonen, zoals het maken van  een lesontwerp en de feedback die hierop hebt ontvangen van bijvoorbeeld een collega of student.  Dit  worden ook wel ‘low stakes’ genoemd omdat  het verzamelen van deze gegevens niet direct grote consequenties heeft voor het wel of niet behalen van de BDB. Het biedt eerder een gelegenheid voor reflectie, groei en ontwikkeling binnen het leerproces.

Hoe heb je het proces van zelf datapunten verzamelen ervaren:

Reinder: Het was leuk om te doen! Het nieuwe portfolio-gebaseerde toetsen biedt veel vrijheid. Hoewel er leeruitkomsten zijn, kun je zelf kiezen hoe je deze aantoont met portfolio-items. Deze vrijheid kan echter ook een uitdaging zijn, vooral in het begin wanneer je nog niet precies weet wat te doen. Het kost tijd om je weg te vinden en te begrijpen wat er van je verwacht wordt. Maar uiteindelijk is het ook een kracht, omdat je zelf je eigen pad kunt bepalen.

Mariëlle: mijn leerteambegeleider heeft ons geïntroduceerd in de nieuwe aanpak van de BDB, waarbij ik meteen enthousiast werd over de vrijheid om mijn eigen leerroute te bepalen. Het zelf opzoeken van literatuur en theoretische kaders voor praktijkproblemen en dit direct toepassen sprak me ook erg aan. Het was daardoor een soort learning on the job. Maar ik merkte wel dat sommigen moeite hadden met de onduidelijkheid en het gebrek aan structuur, wat ik in het begin ook ervoer. Het was hierbij ook  wel grappig om te ontdekken dat ik dezelfde vragen had als onze studenten: wat moet ik precies weten en wat wordt er getoetst? Op een gegeven moment besefte ik dat ik echt zelf de regie moest pakken over mijn eigen leerproces en kon ik mijn eigen plan maken. Dat gaf mij veel voldoening.

Wat hielp je om door ondanks de vaagheid toch aan de slag te gaan met het verzamelen van datapunten?

Reinder: In het begin zoek je nog naar richting, maar met de steun van je leerteambegeleider en de Canvas-pagina kwam ik op ideeën. Hoewel de Canvas-pagina vol links staat, hielp het om er gewoon doorheen te klikken en te ontdekken waar dat hele onderwijslandschap uit bestaat en te kijken wat relevant is voor jouw onderwijscontext. Tijdens leerteambijeenkomsten hebben we vervolgens concrete portfolio-items opgesteld op een groot vel papier om onze ideeën te concretiseren. Daarnaast heb ik ook met mijn leidinggevende overlegd over of ik dingen die dingen die ik al deed kon gebruiken voor mijn BDB. Zo ben ik coördinator van de cursus bij ons en daar heb ik dus een stukje in herontworpen, wat ik weer voor de BDB kon gebruiken. Dat maakte het qua tijdsinzet een stuk behapbaarder.

Mariëlle: In eerste instantie voelde ik stress omdat ik niet wist waar te beginnen. Toen besloot ik mijn eigen pad te volgen en gewoon te starten. Ik dacht bij mezelf: “Ik ga gewoon op mijn eigen manier aan de slag. Als de examinator feedback geeft dat er te weinig inhoud is of iets dergelijks, beschouw ik dat als een leermoment en vul ik aan waar nodig en dan komen we er wel, maar ik ga maar gewoon wat doen. Dus toen ben ik begonnen met het maken van een overzicht van mijn doelen voor het jaar die eigenlijk sowieso al wilde behalen, zoals het herontwerpen van een module en het verbeteren van toetsen en de studeerbaarheid, omdat hier veel over werd geklaagd in de opleiding. Ik begon dingen te lezen en uit te proberen, en verzamelde hier feedback op van collega’s en studenten. Dit gaf me structuur en leidde me naar de juiste aanpak, wat werd bevestigd tijdens het ontwikkelgesprek.

Hoe hebben jullie de feedback op de datapunten ervaren?

Reinder: Het is best lastig om goede feedback te vragen en krijgen. Dat formulier werkt wel goed, maar je moet goed nadenken over waar je feedback op wilt en welke feedback vragen je wilt stellen. Ook de manier waarop je het beste feedback kunt verzamelen is afhankelijk van het datapunt. Zo heb ik ook vaak even snel informeel bij studenten tips en tops gevraagd tijdens de les en dit dan wel meegenomen in mijn portfolio ook al was dat niet via het officiële formulier. Het verkrijgen van feedback vanuit verschillende perspectieven vond ik heel waardevol en echt een voordeel aan dit traject. Zo was de feedback van collega’s heel fijn omdat zij in dezelfde context zitten, terwijl een expertdocent juist weer hele objectieve input kan geven over de inhoud. Ook leerteamgenoten bieden waardevolle feedback vanuit hun eigen ervaring met de BDB en feedback van studenten blijft natuurlijk cruciaal voor het werk dat je met hen doet.

Mariëlle: Vooral feedback vragen aan collega’s is soms lastig, want ze willen het wel doen, maar vervolgens vergeten ze het of hebben ze er gewoon geen tijd voor. Een goede tip die ik hierbij van mijn leerteambegeleider kreeg was dat ik ook gewoon een gesprekje mag voeren met een collega over iets wat ik heb gedaan en dat vervolgens zelf vastleg in het feedback formulier met de naam en goedkeuring van die docent erbij. Ook was het feedback geven voor collega’s niet altijd helemaal duidelijk, want ze moesten ook aangeven of het werk op niveau was of niet, maar ze vonden het lastig om te bepalen wat dat dan precies inhield.

Medium stake
Tijdens het programmatisch toetsen binnen het BDB-traject wordt ook een medium-stakes gesprek gevoerd, ook bekend als het ontwikkelgesprek. Hierin krijgt de docent ontwikkelgerichte feedback van een leerteambegleider op basis van de verzamelde datapunten (low-stakes), gerelateerd aan de leeruitkomsten van de BDB.

Hoe heb je het mediumstake gesprek ervaren?

Reinder: Een van de meest waardevolle dingen in dit traject vond ik het ontwikkelgesprek. Tijdens dit gesprek sprak ik met iemand buiten mijn leerteam en mijn instituut, wat een objectieve kijk bood op mijn ontwikkeling. Hierdoor wordt je echt gewezen op je blinde vlekken en groeipunten, en het hielp me om zaken te zien die ik normaal over het hoofd zou zien.

Mariëlle: Ja heel prettig, het was gewoon een heel prettig gesprek over wat ik allemaal heb gedaan en daar hebben ze nog wat vragen over gesteld. Het voelde gewoon als een als een leerzame dialoog zeg maar en niet als een beoordelingsmoment.

High stake
Binnen programmatisch toetsen wordt het high-stake moment gebruikt om het eindniveau vast te stellen. Hierbij wordt aan de hand van het portfolio met de feedback op  de low en mediumstakes bepaald of de docent de leeruitkomsten van de BDB heeft aangetoond. Deze beslissing wordt genomen door de besliscommissie bestaande uit vijf examinatoren.

Wat vond je van het bijhouden van een portfolio als middel om je ontwikkeling aan te tonen?

Mariëlle: Ja, ik vond het echt leuk om op die manier bezig te zijn. Hoewel het veel tijd kost, is het ook een manier om mijn eigen proces vast te leggen en er goed over na te denken. Bovendien is het fijn om al die leuke dingen van collega’s te horen, dus het is zeker een belangrijk middel geweest voor mijn ontwikkeling. Maar als je daar zo een jaar lang mee bezig bent geweest en onwijs veel hebt gedaan dan voelt het alleen inleveren van het portfolio wel een beetje karig. Ik vraag me af of het echt laat zien wat ik allemaal kan. Daarom blijf ik het belangrijk vinden om een mondelinge toelichting bij het portfolio te geven, vooral voor mensen die talig minder sterk zijn.

Reinder: Voor de BDB is er geen apart assessment, omdat het portfolio al je werk laat zien. Het was spannend om te zien of mijn portfolio aan de BDB-normen voldeed. Het indienen voelde bijna anticlimactisch, omdat de besliscommissie alleen maar een soort feedback hoeft op te tellen. Maar het proces gaf wel veel inzicht in mijn eigen ontwikkeling dus je weet eigenlijk wel tijdens het proces waar je zit. Na het indienen van het portfolio dacht ik in eerste instantie: “Oké, Ik ben nu klaar met het ontwikkelen, Ik ga helemaal niks meer doen.” Maar nu denk ik toch na over de volgende stap. Hoewel ik geen nieuwe portfolio-items meer hoef te maken, blijf ik soms toch nadenken over wat de volgende stap zou kunnen zijn. Misschien is dit persoonlijk, maar je krijgt toch wel een soort  cadans van je blijven ontwikkelen en daar bewust mee bezig zijn doordat je door dat proces bent gegaan. 

Enthousiast geworden over de ervaringen van Mariëlle en Reinder en zou je graag meer willen weten over de BDB? Kom naar de TLN-huiskamer.