Column geschreven door Kitty Meijer
In een gesprek met een collega zei ik vorige week: “je zou op dit moment maar in de examencommissie zitten!”. Onder hoge tijdsdruk hebben zij nu niet alleen te maken met vele verzoeken en organisatorische problemen rondom bijvoorbeeld inschrijvingen, maar worden zij ook nog eens geconfronteerd met diverse, snel ontwikkelde alternatieven voor het toetsen van vaardigheden van studenten. Er wordt van hen verwacht dat zij zich flexibel opstellen en meedenken maar tegelijkertijd ook zorgvuldig de kwaliteit van deze alternatieve toetsen te borgen. Ga er maar aan staan! De vereniging van Hogescholen vroeg het netwerk Toetsbekwaamheid van het h(b)o een webinar te geven over dit onderwerp. Ik mocht daar een deel van verzorgen en deel hier een aantal bevindingen.
Studenten leren vaardigheden als onderdeel van de ontwikkeling van hun competenties. Vaardigheden kunnen daarbij ingedeeld worden in verschillende categorieën zoals bijvoorbeeld cognitieve vaardigheden, motorische vaardigheden, reactieve of sociale vaardigheden en communicatieve of interactieve vaardigheden . Bij het voorbespreken van het webinar bleek al snel dat wij onderling al verschillende beschrijvingen hadden over hand-on en hand-off vaardigheden. Daarbij zijn er ook nog eens verschillende vaardigheidsniveau’s. Het is dus niet zo makkelijk als het lijkt om helder te krijgen over welke vaardigheden er een beslissing genomen wordt middels een toets.
De vraag aan examencommissies om flexibel te zijn in deze tijden waarbij er snelle beslissingen genomen moeten worden, legt druk op hun rol om zorgvuldig naar de kwaliteit van de alternatieve toetsen te kijken. Goede communicatie tussen de bedenker van de alternatieve toets en de examencommissie is nodig. En juist dat is in deze drukke tijden een uitdaging! Hoe neem je elkaar mee in allerlei gemaakte afwegingen? Daar waar er vertrouwen en toetsbekwaamheid is, lijken examencommissies goed in staat feedback te kunnen geven op belangrijke kwaliteitsaspecten van de alternatieve toetsen. In deze tijd is het dus belangrijk om te werken aan communicatie, vertrouwen en toetsbekwaamheid, waarbij een goede communicatie en toetsbekwaamheid bijdragen aan het vertrouwen. Het samen werken tussen de hogescholen en de open cultuur die er de afgelopen jaren is ontstaan, draagt daar aan bij. Ik vind het erg mooi om te zien hoe er landelijk van elkaar wordt geleerd en ben trots dat ik daar deel van uit mag maken.
Een aantal examencommissies geeft aan beter mee te kunnen denken met de bedenkers van de alternatieve toetsen als examencommissieleden een goed overzicht hebben over het geheel aan toetsen; het toetsprogramma. Zeker als daarin details zijn opgenomen zoals de opbouw in het niveau van de vaardigheid en de variatie aan toetsvormen. Daarmee kunnen examencommissies bewaken dat de dekking van de vaardigheden over de gehele opleiding geborgd blijft. De alternatieve toetsen die ontwikkeld worden, worden dus idealiter ontwikkeld in samenhang met alle toetsen die leiden tot het diploma. Daarom is het belangrijk om enkele docenten of curriculumontwikkelaars die dit overzicht hebben, nauw te betrekken bij de ontwikkeling.
De toetsen in de afstudeerfase hebben de minste ‘ruimte’ binnen het toetsprogramma. Gelukkig betreft het in deze fase vaak integrale toetsen op competentie-niveau waarbij de vaardigheden een onderdeel zijn van de competentie die centraal staat. Soms kan dan juist dit vaardigheidsonderdeel wel op een alternatieve manier aangetoond worden, ook al wordt de toets dan minder integraal. En soms, omdat het een integrale toets is, kunnen de vaardigheden gecompenseerd worden binnen de competentie als geheel. Examencommissieleden staan voor de uitdaging om zich hardop af te vragen in welke mate ze vertrouwen hebben in het gehele opleidingstraject. In hoeverre dragen ervaringen uit voorgaande jaren bij aan het vertrouwen dat het opleidingstraject er mede zorg voor draagt dat je een startende beroepsprofessional aflevert? Ik gun examencommissieleden dat zij vanuit alle toetsen van de opleiding in het geheel zorgvuldige beslissingen durven nemen over het inzetten van alternatieve toetsen en soms, als een alternatief echt niet mogelijk is en een student wel moet afstuderen, ook uitspraken durven doen over het realiseren van het eindniveau op grond van alles wat de student al tijdens de hele opleiding heeft laten zien.
Al met al is het een wervelende tijd met spannende ontwikkelingen op het gebied van toetsing. Als toetsexpert zie ik veel mooie ontwikkelingen die misschien nog niet perfect aan alle kwaliteitseisen voldoen, maar die wel volstaan. Deze tijd geeft ons een unieke kans om op beperkte schaal (het is maar een deel van de toetsen die nu als alternatief ontwikkeld worden, en dat deel is ook weer een deel van het gehele toetsprogramma) te experimenteren en veel te leren over toetsing! Ik hoop dat veel ontwikkelde alternatieven, en onze ervaringen daarmee, de kans krijgen om in de toekomst bij te dragen aan kwaliteitsverbeteringen. En misschien wel bijdragen aan een nieuwe visie op toetsing, nieuwe bewustwording over het belang van toetsen en een nieuwe blik op hoe het ook anders kan…. Examencommissies die kritische vragen stellen dragen daar voor een belangrijk deel aan bij. Ik wens de examencommissies veel succes bij alle afwegingen!
Drs. K. Meijer is hogeschooldocent en toetsexpert bij het Instituut voor Bewegingsstudies van de Hogeschool Utrecht en onderzoeker aan de Open Universiteit vanuit het lectoraat Beroepsonderwijs, onderdeel van het Kenniscentrum Leren en Innoveren van de Hogeschool Utrecht.