De toetsvorm, de samenhang tussen de toetsen in een toetsprogramma, het daarbij aangeboden onderwijs en de onderwijsvisie/didactisch concept hangen met elkaar samen. De belangrijkste vraag die je hierbij moet beantwoorden is: welk studiegedrag willen we oproepen bij onze studenten, zodat ze het eindniveau bereiken. Dit staat ook wel bekend als constructive alignment (Biggs & Tang, 2011).
Uitgangspunt zijn de leeruitkomsten van een module, van een programma-onderdeel. Het type en niveau van een leeruitkomst (gekoppeld aan een taxonomie, zoals bijvoorbeeld Bloom) zijn onderwijskundig gezien bepalend voor toetsvorm en inhoud van de toets, beoordelingscriteria en normering/cesuur.
De leeruitkomsten zijn ook bepalend voor de vorm en inhoud van het onderwijs en sturen daarmee de activiteiten van docenten en studenten en de hulpmiddelen die bij het onderwijs gebruikt worden. Om die reden start een (her)ontwerp van onderwijs met het ontwerpen van de toets. Dit zorgt voor consistentie tussen onderwijs en toetsing. Biggs en Tang (2011) geven aan dat een belangrijke voorwaarde is het stimuleren van gedrag dat leidt tot hogere orde vaardigheden (bijvoorbeeld complexe diagnostiek, analyseren, creƫren, ontwerpen). Feedback en assessment for learning spelen een belangrijke rol om dit te bereiken.
Materiaal
Biggs, J. B., & Tang, C. (2011). Teaching for quality learning at university: What the student does (3rd ed.). New York: McGraw-Hill Education (UK).